200807276/1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 20 augustus 2008 in zaak nrs. 08/1281, 08/1282, 08/1283 en 08/1284, in het geding tussen:
1. Autobedrijf Buitenpost, gevestigd te Buitenpost, gemeente Achtkarspelen,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
de directie van de Dienst Wegverkeer.
Bij onderscheiden besluiten van 26 februari 2008 heeft de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan Autobedrijf Buitenpost (hierna: Buitenpost) verleende APK-erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram voor de keuringsplaats met het keuringsinstantienummer AG40A01, gevestigd te Buitenpost, voor de duur van twaalf weken ingetrokken, en de keuringsbevoegheid van [appellant sub 2] voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kilogram voor de duur van zes weken ingetrokken.
Bij onderscheiden besluiten van 26 juni 2008 heeft de RDW de door Buitenpost en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 augustus 2008, verzonden op 21 augustus 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) in de bodemzaak, voor zover thans van belang, de door Buitenpost en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de RDW nieuwe besluiten neemt op de gemaakte bezwaren. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2008, hoger beroep ingesteld.
Buitenpost en [appellant sub 2] hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2009, waar de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de RDW, Buitenpost, vertegenwoordigd door haar [directeur] en bijgestaan door mr. A.J. Spoelstra, werkzaam bij Pietersma en Spoelstra (ruimtelijke ordening en milieuadviseurs), en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. A.J. Spoelstra, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de RDW een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend, handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 87a, tweede lid, aanhef en onder c, kan de RDW de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen intrekken of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend, handelt in strijd met een of meer andere uit die bevoegdheid voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 6, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK (hierna: de Regeling) is, naast de in artikel 5 genoemde apparatuur, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 7 gestelde eisen: in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressieontsteking: een roetmeter en olietemperatuurmeter.
Ingevolge artikel 8, voor zover thans van belang, is de apparatuur bedoeld in artikel 6 deugdelijk en verkeert deze in goede staat van onderhoud.
Ingevolge artikel 42, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt de keuring verricht in een keuringsruimte met apparatuur die aan de in hoofdstuk 2 gestelde eisen voldoet.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, wordt het resultaat van elke keuring door de keurmeester schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, wordt na afloop van elke keuring het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.
Ingevolge het tweede lid, wordt, alvorens tot het afmelden van een voertuig als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, door de keurmeester die het voertuig afmeldt, aan de hand van het kentekenbewijs nagegaan of de keuring van dat voertuig heeft plaatsgevonden.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder h, voor zover thans van belang, wordt het voertuig bij de RDW afgemeld onder de bevestiging dat de in het tweede lid voorgeschreven controleverplichting is nagekomen.
Ingevolge artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, wordt aan een steekproef alle medewerking verleend en worden de ter zake door de RDW gegeven aanwijzingen in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld.
Ingevolge artikel 58, wordt, indien door de erkenninghouder de in de artikelen 43 en 44 neergelegde verplichtingen, de in artikel 45, tweede, vierde en vijfde lid opgenomen voorschriften dan wel het bepaalde in artikel 48, eerste lid, laatste volzin, niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning.
Ingevolge artikel 62, wordt, indien door de keurmeester de in de artikelen 39 tot en met 46 neergelegde verplichtingen of voorschriften niet worden nageleefd, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.
Met betrekking tot het toezicht op de erkenninghouders en de keurmeesters voert de RDW beleid dat is neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW met de Bijlage APK Keurmeester en de Bijlage Erkenninghouder APK van 1 juni 2008.
2.2. De RDW heeft aan de besluiten van 26 februari 2008 ten grondslag gelegd dat een steekproef op 5 december 2007 niet kon worden uitgevoerd omdat de roetmeter stuk was. Blijkens die besluiten is dit een overtreding van artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Regeling. Voorts vermelden die besluiten dat tevens is geconstateerd dat artikel 42, eerste lid, van de Regeling is overtreden.
Aan de besluiten op bezwaar is in aanvulling op de besluiten van 26 februari 2008 overtreding van de artikelen 43, eerste lid, en 44, tweede en derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling ten grondslag gelegd. Daarbij is vermeld dat op 5 december 2007 het te keuren voertuig is afgemeld nadat slechts controle van de remleiding en geen roetmeting was uitgevoerd. Derhalve is geen volledige APK-keuring verricht.
2.3. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het Toezichtbeleid APK Keurmeester vermeldt dat onder het verlenen van medewerking aan een steekproef als bedoeld in artikel 45, vijfde lid, van de Regeling moet worden verstaan dat de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd en het keuringsrapport heeft ondertekend bij de steekproef aanwezig dient te zijn en dat hij zelf onverwijld feitelijke assistentie dient te verlenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, nu hem niet is gebleken dat [appellant sub 2] die medewerking niet heeft verleend, de RDW niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het opleggen van een sanctie vanwege het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Regeling.
Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de RDW ten onrechte een sanctie heeft opgelegd vanwege het niet verrichten van een volledige APK-keuring op 5 december 2007, omdat reeds op 3 december 2007 een volledige APK-keuring van het te keuren voertuig had plaatsgevonden, tussen het moment van afkeuring op 3 december 2007 en goedkeuring op 5 december 2007 slechts één dag is gelegen en hem, naast de reparatie van de remleiding niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan een volledige APK-keuring had dienen plaats te vinden.
2.4. De RDW betoogt dat het bepaalde in artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Regeling geldt voor zowel de erkenninghouder als de keurmeester en dat het tot de verantwoordelijkheid van beiden behoort dat deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking wordt gesteld aan de steekproefcontroleur.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 april 2008 in zaak nr.
200706223/1) vloeit uit artikel 45, vijfde lid, van de Regeling, gelezen in verbinding met artikel 42 van de Regeling en hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2 van de Regeling, voort dat de keurmeester de keuring dient te verrichten met deugdelijke apparatuur die in goede staat van onderhoud verkeert. Vaststaat dat de roetmeter ten tijde van de steekproef vanwege een defect niet functioneerde. Voor [appellant sub 2], als keurmeester, geldt, evenzeer als voor de erkenninghouder, dat reeds omdat door het defect geen roetmeting kon worden uitgevoerd, terwijl uit artikel 6, aanhef en onder d, in samenhang met artikel 8 van de Regeling volgt dat op de keuringsplaats een deugdelijke en in goede staat van onderhoud verkerende roetmeter aanwezig dient te zijn, vast is komen te staan dat hij niet alle medewerking aan de steekproef heeft verleend als bedoeld in artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Regeling, zodat de RDW bevoegd was aan hem hiervoor een sanctie op te leggen. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat niet is gebleken dat niet de vereiste medewerking is verleend.
2.5. De RDW komt voorts op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat op 3 december 2007 een volledige APK-keuring, inclusief een roetmeting, van het te keuren voertuig was verricht en dat na afmelding van de afkeuring wegens een defecte remleiding en het verrichten van de benodigde reparatie het voertuig op 5 december 2007 als goedgekeurd mocht worden afgemeld zonder dat opnieuw een roetmeting diende te worden verricht. Zij voert hiertoe aan dat de afmelding van de afkeuring op 3 december 2007 met zich meebrengt dat op enig moment opnieuw een volledige APK-keuring van het voertuig noodzakelijk was om vast te stellen of werd voldaan aan de permanente eisen. Al dan niet gewijzigde omstandigheden tussen de twee keuringen van hetzelfde voertuig zijn niet relevant voor de verplichting om wederom een volledige keuring uit te voeren, aldus de RDW.
2.5.1. Dit betoog slaagt eveneens. Aan de besluiten van 26 februari 2008 is ten grondslag gelegd de overtreding van artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Regeling en het in strijd met artikel 42, eerste lid, van de Regeling verrichten van een keuring die vanwege het ontbreken van een deugdelijke roetmeter niet volledig is geweest. Aan de besluiten op bezwaar is ook overtreding van de artikelen 43, eerste lid, en 44, tweede en derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling ten grondslag gelegd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in de uitspraak van 11 mei 2005 in zaak nr.
200408580/1) vloeit uit de artikelen 43 en 44, tweede en derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling, in onderlinge samenhang gelezen, voort dat een voertuig eerst mag worden afgemeld nadat de keurmeester heeft gecontroleerd of een volledige keuring heeft plaatsgevonden. In de Regeling is geen uitzondering gemaakt voor het geval waarin na volledige keuring een afkeuring is afgemeld en - al dan niet binnen kort tijdsbestek - na reparatie van de geconstateerde defecten opnieuw een keuring plaatsvindt. Aan de besluiten op bezwaar is met juistheid ten grondslag gelegd dat, in strijd met voornoemde bepalingen, op 5 december 2007 het voertuig na een onvolledige keuring is afgemeld. De constatering dat ook die bepalingen zijn overtreden heeft er niet toe geleid dat de in deze besluiten aan Buitenpost en [appellant sub 2] opgelegde sancties zijn verzwaard ten opzichte van de sancties die aan hen bij de besluiten van 26 februari 2008 zijn opgelegd. In de besluiten van 26 februari 2008 is de zwaarte van de sancties alleen gerelateerd aan het niet verlenen van de vereiste medewerking aan de steekproef op 5 december 2007 en aan het op die dag door het ontbreken van deugdelijke apparatuur verrichten van een onvolledige keuring. Nu overtreding van de artikelen 43, eerste lid, en 44, tweede en derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling weliswaar alsnog aan de besluiten op bezwaar ten grondslag is gelegd, maar niet heeft geleid tot verzwaring van de sancties, bestaat geen grond voor matiging van die sancties. Daartoe bestaat te minder aanleiding nu, anders dan door Buitenpost en [appellant sub 2] is gesteld, volgens het per 1 juni 2008 gevoerde beleid bij cumulatieve overtreding van de artikelen 45, vijfde lid, aanhef en onder d, en 42, eerste lid, van de Regeling de sanctie van intrekking van de erkenning en keuringsbevoegdheid voor onbepaalde tijd in overeenstemming met het beleid zou zijn. Gezien het vorenstaande heeft de RDW zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de opgelegde sancties, gelet op de ernst van de geconstateerde overtredingen en de afwezigheid van bijzondere omstandigheden, niet onevenredig zijn te achten.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen tegen de besluiten op bezwaar alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 20 augustus 2008 in zaak nrs. 08/1281, 08/1282, 08/1283 en 08/1284, voor zover deze betrekking heeft op de bodemzaak;
III. verklaart de bij de rechtbank door Autobedrijf Buitenpost en [appellant sub 2] ingestelde beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009