ECLI:NL:RVS:2009:BI1055

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805742/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen gebruik pand als forensisch psychiatrische afdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen om handhavend op te treden tegen het gebruik van een pand aan de J.F. Kennedylaan 305 te Heerlen door Mondriaan Zorggroep als forensisch psychiatrische afdeling voor verslaafden. Het college heeft in een brief van 25 september 2007 geweigerd om handhavend op te treden. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door het college op 4 januari 2008 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, wat hen heeft doen besluiten om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 17 maart 2009 is de zaak behandeld. Appellanten betogen dat het college het besluit van 25 september 2007 niet op de juiste wijze heeft bekendgemaakt. Zij stellen dat het college het besluit niet alleen aan [appellant a] had moeten toezenden, maar ook aan alle 524 medeondertekenaars van het verzoek om handhaving. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat het college [appellant a] terecht als gemachtigde heeft aangemerkt en dat de bekendmaking op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Bovendien is vastgesteld dat appellanten geen eigen belang hebben bij het verzoek om handhaving, aangezien hun woning meer dan 900 meter van de forensisch psychiatrische afdeling is gelegen.

De Afdeling komt tot de conclusie dat appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 15 april 2009.

Uitspraak

200805742/1/H1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008 in zaak
nr. 08/209 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
1. Procesverloop
Bij brief van 25 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de J.F. Kennedylaan 305 te Heerlen (hierna: het perceel) door Mondriaan Zorggroep als forensisch psychiatrische afdeling voor verslaafden.
Bij besluit van 4 januari 2008 heeft het college het daartegen door [appellanten] en anderen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2009, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Mondriaan Zorggroep, vertegenwoordigd door J. Molema en drs. F. Kramer, als belanghebbende verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het besluit van 25 september 2007 op onjuiste wijze heeft bekendgemaakt. Volgens hen had het college dit besluit niet alleen moeten toezenden aan [appellant a], maar ook aan alle 524 medeondertekenaars van het verzoek om handhaving. Indien het college het besluit van 25 september 2007 op juiste wijze bekend had gemaakt, hadden meerdere personen tegen dit besluit bezwaar kunnen maken en hadden [appellanten] een eigen belang gehad dat hen in voldoende mate van anderen had onderscheiden.
2.1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 oktober 2007 in zaak nr.
200703442/1) vloeit uit artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in verband met artikel 6:17 van die wet en de wetsgeschiedenis voort dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met een belanghebbende in beginsel via de gemachtigde loopt en dat, indien een besluit aan de bij het bestuursorgaan bekende gemachtigde wordt toegezonden, sprake is van bekendmaking op de voorgeschreven wijze.
Niet in geschil is dat het college [appellant a] heeft mogen aanmerken als gemachtigde van de 524 medeondertekenaars van het verzoek om handhaving, zodat het college het besluit van 25 september 2007 op de juiste wijze bekend heeft gemaakt door toezending van dit besluit aan [appellant a].
Afgezien van het vorenoverwogene kan de omstandigheid dat andere personen het maken van bezwaar achterwege hebben gelaten, niet afdoen aan het juiste oordeel van de rechtbank dat [appellanten] niet als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn aan te merken. Ook indien meerdere personen bezwaar zouden hebben gemaakt tegen het besluit van 25 september 2007, geldt dat de woning van [appellanten] op een afstand van meer dan 900 m van de forensisch psychiatrische afdeling voor verslaafden is gelegen en dat zij geen eigen, van dat van anderen in het algemeen te onderscheiden, belang hebben.
Nu [appellanten] geen belanghebbenden zijn bij het verzoek om handhaving, is geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb en is de afwijzing van dat verzoek geen besluit. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het college het tegen de afwijzing van dat verzoek gerichte bezwaar terecht, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009
531.