200805742/1/H1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008 in zaak
nr. 08/209 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Bij brief van 25 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de J.F. Kennedylaan 305 te Heerlen (hierna: het perceel) door Mondriaan Zorggroep als forensisch psychiatrische afdeling voor verslaafden.
Bij besluit van 4 januari 2008 heeft het college het daartegen door [appellanten] en anderen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2009, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Mondriaan Zorggroep, vertegenwoordigd door J. Molema en drs. F. Kramer, als belanghebbende verschenen.
2.1. [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het besluit van 25 september 2007 op onjuiste wijze heeft bekendgemaakt. Volgens hen had het college dit besluit niet alleen moeten toezenden aan [appellant a], maar ook aan alle 524 medeondertekenaars van het verzoek om handhaving. Indien het college het besluit van 25 september 2007 op juiste wijze bekend had gemaakt, hadden meerdere personen tegen dit besluit bezwaar kunnen maken en hadden [appellanten] een eigen belang gehad dat hen in voldoende mate van anderen had onderscheiden.
2.1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 oktober 2007 in zaak nr.
200703442/1) vloeit uit artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in verband met artikel 6:17 van die wet en de wetsgeschiedenis voort dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met een belanghebbende in beginsel via de gemachtigde loopt en dat, indien een besluit aan de bij het bestuursorgaan bekende gemachtigde wordt toegezonden, sprake is van bekendmaking op de voorgeschreven wijze.
Niet in geschil is dat het college [appellant a] heeft mogen aanmerken als gemachtigde van de 524 medeondertekenaars van het verzoek om handhaving, zodat het college het besluit van 25 september 2007 op de juiste wijze bekend heeft gemaakt door toezending van dit besluit aan [appellant a].
Afgezien van het vorenoverwogene kan de omstandigheid dat andere personen het maken van bezwaar achterwege hebben gelaten, niet afdoen aan het juiste oordeel van de rechtbank dat [appellanten] niet als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn aan te merken. Ook indien meerdere personen bezwaar zouden hebben gemaakt tegen het besluit van 25 september 2007, geldt dat de woning van [appellanten] op een afstand van meer dan 900 m van de forensisch psychiatrische afdeling voor verslaafden is gelegen en dat zij geen eigen, van dat van anderen in het algemeen te onderscheiden, belang hebben.
Nu [appellanten] geen belanghebbenden zijn bij het verzoek om handhaving, is geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb en is de afwijzing van dat verzoek geen besluit. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het college het tegen de afwijzing van dat verzoek gerichte bezwaar terecht, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009