200804901/1.
Datum uitspraak: 8 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Wijkvereniging Zuidhoven, gevestigd te Dordrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 6 juni 2008 in zaak nr. 07/858 in het geding tussen:
de vereniging Wijkvereniging Zuidhoven
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) aan Waalstroom III C.V. (hierna: Waalstroom III) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor drie woongebouwen, bestaande uit 123 appartementen, met bijbehorende (parkeer)voorzieningen op het perceel S.M. Hugo van Gijnstraat 6 te Dordrecht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 24 juli 2007 heeft het college het door de vereniging Wijkvereniging Zuidhoven (hierna: de Wijkvereniging) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door de Wijkvereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Wijkvereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Waalstroom III heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2009, waar de Wijkvereniging, vertegenwoordigd door H. Burger, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. J.E. Ossewaarde en W.S. van Leeuwen, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Waalstroom III, vertegenwoordigd door mr. R.C. van Wamel, advocaat te Dordrecht.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Crabbehof" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bijzondere bebouwing". Het bouwplan is daarmee in strijd. Om die reden heeft het college voor het bouwplan vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling worden verleend van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.3. De Wijkvereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de vrijstelling een goede ruimtelijke onderbouwing ontbeert, nu onvoldoende is gemotiveerd waarom het college heeft gekozen voor hoogbouw. De Wijkvereniging voert in dat kader aan dat de hoogte van de voorziene woongebouwen niet passend is in de omgeving.
2.3.1. Dit betoog faalt. Het college heeft in de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling gemotiveerd aangegeven dat is gekozen voor hoogbouw om de beide hoeken van de S.M. Hugo van Gijnweg als 'landmark' te laten fungeren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college hier niet voor heeft kunnen kiezen.
2.4. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen.
2.5. De Wijkvereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen.
Daartoe voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich ten aanzien van de gevolgen van het bouwplan voor de ontsluiting van en de verkeersafwikkeling in de wijk Zuidhoven mocht baseren op het door Vialis opgestelde rapport van 13 februari 2006 en ten onrechte geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de conclusies zoals neergelegd in het verslag van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB) van 13 januari 2006. De Wijkvereniging heeft er in dat kader op gewezen dat Vialis en de aannemer die het bouwplan uitvoert beide onderdeel uitmaken van hetzelfde bouwconcern, VolkersWessels. De Wijkvereniging voert verder aan dat de hoogte van de voorziene woongebouwen windhinder en schaduwwerking in de omgeving als gevolg zal hebben en dit door het college onvoldoende is meegewogen. De Wijkvereniging betoogt tevens dat het college zich bij de besluitvorming ten onrechte op een ondeugdelijk luchtkwaliteitsrapport heeft gebaseerd.
2.5.1. Deze betogen falen. In het rapport van Vialis worden de conclusies uit het verslag van de StAB ten aanzien van de gevolgen van het bouwplan voor de verkeersontsluiting en verkeersafwikkeling gemotiveerd weerlegd. De Wijkvereniging heeft niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het overleggen van een tegenrapport, dat aan het rapport van Vialis onjuiste uitgangspunten ten grondslag liggen dan wel dat dit anderszins onjuistheden bevat. De Wijkvereniging heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de relatie tussen Vialis en de aannemer die het bouwplan uitvoert van aanwijsbare invloed is geweest bij de inhoud van het rapport van Vialis. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college zijn besluitvorming niet heeft kunnen baseren op het rapport van Vialis. Het is voorts niet gebleken dat de voorziene woongebouwen in zodanige mate zullen leiden tot windhinder en schaduwwerking bij de woningen in de omgeving, dat geoordeeld moet worden dat het college in redelijkheid geen vrijstelling kon verlenen. Evenmin is gebleken dat het college zich op een ondeugdelijk luchtkwaliteitsrapport heeft gebaseerd. Het door de Wijkvereniging in dat kader overgelegde rapport van de Commissie voor de milieueffectrapportage biedt geen grond voor die conclusie, nu dit geen betrekking heeft op het onderhavige bouwplan. De Wijkvereniging heeft voorts geen tegenrapporten ingebracht of anderszins aannemelijk gemaakt dat aan voornoemd luchtkwaliteitsrapport onjuiste uitgangspunten ten grondslag liggen dan wel dat deze anderszins onjuistheden bevatten.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2009