ECLI:NL:RVS:2009:BI0423

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805900/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatwerkvoorschrift milieubeheer voor tennisvereniging LTV De Merenwijk te Leiden

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de milieudienst West-Holland op 27 juni 2008 een maatwerkvoorschrift vastgesteld voor de inrichting van tennisvereniging 'LTV De Merenwijk' aan de Merendonk 173 te Leiden. Dit maatwerkvoorschrift is gebaseerd op artikel 2.1, derde lid, van het Activiteitenbesluit en legt specifieke eisen op met betrekking tot de maximale verticale verlichtingssterkte en lichtsterkte van de verlichtingsinstallatie. Het besluit is op 1 juli 2008 ter inzage gelegd en heeft geleid tot een beroepsprocedure die op 31 juli 2008 bij de Raad van State is ingediend door de appellant, die zich benadeeld voelde door het maatwerkvoorschrift.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 maart 2009 ter zitting behandeld. De appellant, bijgestaan door W.N.J. Kop, heeft zijn bezwaren tegen het maatwerkvoorschrift toegelicht. Het dagelijks bestuur was vertegenwoordigd door A. Burger, T. van Dijk en H. Stolk. Ook de tennisvereniging zelf, vertegenwoordigd door J.M.J. Koppenhol, was als partij aanwezig.

De appellant betoogde dat het maatwerkvoorschrift onvoldoende bescherming biedt tegen lichthinder door directe lichtinstraling van de lichtmasten. Hij stelde dat de regelgeving niet voldoende rekening houdt met de hinder die omwonenden kunnen ondervinden. Het dagelijks bestuur heeft echter de 'Algemene richtlijn betreffende lichthinder' als toetsingskader gehanteerd en de Afdeling oordeelde dat het maatwerkvoorschrift in overeenstemming is met de aanbevolen grenswaarden voor stedelijke gebieden. De Afdeling concludeerde dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het maatwerkvoorschrift een toereikend beschermingsniveau biedt en dat er geen noodzaak was voor het voorschrijven van grotere kappen op de lichtmasten.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 8 april 2009.

Uitspraak

200805900/1/M1.
Datum uitspraak: 8 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de milieudienst West-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2008 heeft het dagelijks bestuur van de milieudienst West-Holland (hierna: het dagelijks bestuur) een maatwerkvoorschrift gesteld als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) met betrekking tot de inrichting van tennisvereniging "LTV De Merenwijk" (hierna: De Merenwijk) aan de Merendonk 173 te Leiden. Dit besluit is op 1 juli 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2008, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2009, waar [appellant], in persoon, bijgestaan door W.N.J. Kop, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door A. Burger, T. van Dijk en H. Stolk, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord De Merenwijk, vertegenwoordigd door J.M.J. Koppenhol.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bij het bestreden besluit gestelde maatwerkvoorschrift 3.1.1 mogen de maximale verticale verlichtingssterkte van 10 Lux op de gevel van omwonenden en de lichtsterkte van 10.000 Candela per armatuur niet worden overschreden.
2.2. [appellant] betoogt dat het maatwerkvoorschrift onvoldoende bescherming biedt tegen directe lichtinstraling afkomstig van de lichtmasten. Hij betoogt dat het weliswaar zo kan zijn dat de regelgeving is gewijzigd, maar ingevolge de nieuwe regelgeving nog steeds een verbod op directe lichtinstraling bestaat. Tevens voert hij aan dat ten onrechte niet is voorgeschreven dat de lichtmasten moeten worden voorzien van grotere kappen.
2.3. Het dagelijks bestuur heeft bij het beoordelen van de lichthinder de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1 (1999) Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de richtlijn) als toetsingskader gehanteerd.
In de richtlijn worden grenswaarden aanbevolen voor lichtemissie van een verlichtingsinstallatie voor sportaccommodaties ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een dag- en avondperiode, een nachtperiode en in vier soorten omgevingzones, te weten "E1 natuurgebied", "E2 landelijk gebied", "E3 stedelijk gebied" en "E4 stadscentrum/industriegebied".
2.4. Het dagelijks bestuur heeft het gebied aangemerkt als stedelijk gebied, ofwel zone E3, als bedoeld in de richtlijn. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet juist is. Nu de grenswaarden in het maatwerkvoorschrift overeenkomen met de in de richtlijn aanbevolen grenswaarden voor een stedelijk gebied in de dag- en avondperiode heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het maatwerkvoorschrift een toereikend beschermingsniveau biedt wat lichthinder aangaat en het, anders dan [appellant] aanvoert, niet nodig is om grotere kappen voor te schrijven. De Afdeling overweegt nog dat, in tegenstelling tot wat [appellant] stelt, ingevolge het Activiteitenbesluit geen verbod geldt op directe lichtinstraling.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2009
446-590.