ECLI:NL:RVS:2009:BI0421

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805480/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing dagelijks bestuur deelgemeente Charlois inzake ontmanteling hennepkwekerij

Op 22 november 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois van de gemeente Rotterdam besloten om op 4 oktober 2006 een hennepkwekerij in een pand te ontmantelen. De kosten van deze ontmanteling werden op de appellant verhaald. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar ongegrond op 30 mei 2007. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Rotterdam, die op 10 juni 2008 de uitspraak van het dagelijks bestuur bevestigde. Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij stelde dat hij niet op de hoogte was van het gebruik van het pand als hennepkwekerij, aangezien hij het pand verhuurde.

De Raad van State oordeelde dat het gebruik van het pand als hennepkwekerij in strijd was met de bestemmingsplannen en dat het dagelijks bestuur handhavend kon optreden. Appellant had niet aangetoond dat hij niet wist dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de kosten van bestuursdwang voor rekening van de overtreder mochten komen. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de leden R.W.L. Loeb en V. van Dorst aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op 8 april 2009.

Uitspraak

200805480/1.
Datum uitspraak: 8 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juni 2008 in zaak nr. 07/2510 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois.
1. Procesverloop
Op 22 november 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois (hierna: het dagelijks bestuur) van de gemeente Rotterdam zijn beslissing om op 4 oktober 2006 de in het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) aangetroffen hennepkwekerij te ontmantelen op schrift gesteld en daarbij heeft het de kosten daarvan voor rekening van appellant gebracht.
Bij besluit van 30 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 augustus 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2009, waar [appellant] in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J. Domstorff-van Alphen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Linker Maasoever" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel waarop het pand zich bevindt de bestemming "Gesloten woningbouw".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de "Bebouwingsvoorschriften Zuid" (hierna: bebouwingsvoorschriften), die een partiële herziening zijn van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, mag op de als zodanig aangewezen gronden uitsluitend een aaneengesloten voor bewoning ingerichte en bestemde bebouwing worden gesticht.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het bestemmingsplan "Voorschriften verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" (hierna: de verzamelherziening), dat een partiële herziening is van onder meer het voorbedoelde bestemmingsplan, gelezen in samenhang met artikel 1 van de verzamelherziening, is het verboden de in het bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het bestemmingsplan gegeven bestemmingen en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van het bestemmingsplan "Voorschriften tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" (hierna: de voorschriften), dat een partiële herziening is van onder meer het voorbedoelde bestemmingsplan, gelezen in samenhang met bijlage A bij de voorschriften, dient in gebruiksbepalingen die deel uitmaken van het bestemmingsplan, onder gebruiken te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
2.2. Tussen partijen is tenslotte niet in geschil dat het gebruiken van het pand als hennepkwekerij in strijd is met artikel 4, eerste lid, van de bebouwingsvoorschriften en dat het dagelijks bestuur daartegen handhavend kon optreden.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door hem als overtreder aan te merken en de kosten van de handhaving voor zijn rekening te brengen, heeft miskend dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand voor een hennepkwekerij werd gebruikt, aangezien het door hem werd verhuurd.
2.3.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de bebouwingsvoorschriften, gelezen in verbinding met artikel 1 van de voorschriften, voor zover thans van belang, is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de ter plaatse geldende bestemming "Gesloten woningbouw". De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde met juistheid geen grond gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] het pand heeft laten gebruiken in strijd met de ter plaatse geldende bestemming in evenbedoelde zin. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist en niet heeft kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. Van [appellant] mocht worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte was informeerde over het gebruik dat van de door hem verhuurde woning werd gemaakt.
Het betoog faalt.
2.4. Ook het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang niet te zijnen laste had mogen brengen, omdat het de huurder is die werkelijk kan worden verweten een illegale toestand te hebben geschapen, faalt. Uitgangspunt is dat de kosten van bestuursdwang voor rekening mogen worden gebracht van de overtreder. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden kan reden bestaan om op die regel een uitzondering aan te nemen. De rechtbank heeft terecht geen omstandigheden gesteld geacht, in verband waarmee het dagelijks bestuur de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang niet op [appellant] mocht verhalen. De enkele stelling van [appellant] dat het slechts de huurder werkelijk kan worden verweten een illegale toestand te hebben geschapen, biedt geen grond voor het oordeel dat de deelgemeente zelf de kosten van het verhaal moet dragen, reeds omdat [appellant] er voor heeft gekozen het pand aan de betrokkene te verhuren.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2009
357-593.