ECLI:NL:RVS:2009:BH9231

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805294/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor opslagruimte en parkeervoorziening door college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 12 juni 2007 geweigerd om aan Extrabox Wormerveer B.V. een bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een opslagruimte en parkeervoorziening op het perceel aan de Industrieweg 20 te Wormerveer. Het college verklaarde het bezwaar van Extrabox tegen deze weigering op 5 september 2007 kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank Haarlem heeft op 27 mei 2008 het beroep van Extrabox ongegrond verklaard, waarop Extrabox hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 maart 2009.

Extrabox voerde aan dat zij niet tijdig de gronden van haar bezwaar had kunnen indienen, omdat zij de brief van 30 juli 2007, waarin zij werd uitgenodigd om haar bezwaar aan te vullen, niet had ontvangen. De rechtbank had volgens Extrabox moeten erkennen dat de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaar verschoonbaar was. De Raad van State overwoog echter dat het aan het bestuursorgaan is om aan te tonen dat een niet-aangetekende verzending heeft plaatsgevonden. Het college had voldoende bewijs geleverd dat de brief was verzonden, en Extrabox had niet aangetoond dat er problemen waren met de postbezorging.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen twijfel bestond over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Het hoger beroep van Extrabox werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd met verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200805294/1.
Datum uitspraak: 1 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Extrabox Wormerveer B.V., gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 mei 2008 in zaak nr. 07/7009 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd aan appellante (hierna: Extrabox) onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een opslagruimte en parkeervoorziening op het perceel Industrieweg 20 te Wormerveer (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college het door Extrabox daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2008, verzonden op 29 mei 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door Extrabox daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Extrabox bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P. Koenhen, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Extrabox voert het volgende aan. Bij brief van 20 juli 2007 heeft zij bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2007. Zij heeft daarin verzocht om haar tot uiterlijk 31 augustus 2007 tijd te gunnen voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar.
Bij niet aangetekend verzonden brief van 30 juli 2007 is zij in de gelegenheid gesteld dat binnen vier weken na verzending van die brief te doen. Zij heeft deze brief echter niet ontvangen. Bij de gemeente Zaanstad doen zich regelmatig problemen voor bij de verwerking en verzending van poststukken. Ook is de postbezorging ter plaatse van de vestiging van haar onderneming slecht.
De rechtbank heeft miskend dat het niet binnen de daartoe gestelde termijn indienen van de gronden van het bezwaar onder deze omstandigheden verschoonbaar is, aldus Extrabox.
2.1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2004 in zaak nr. 200402504/1; www.raadvanstate.nl), is het aan het desbetreffende bestuursorgaan om, ingeval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Indien het dat heeft gedaan, is het aan de geadresseerde om, indien daartoe aanleiding bestaat, de ontvangst ervan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Eerst als dat is gebeurd, is het aan het bestuursorgaan om de ontvangst van het verzonden stuk door de geadresseerde aannemelijk te maken.
2.1.2. Het college heeft door overlegging in beroep van de computeruitdraai van de geautomatiseerde administratie, waarin de verzenddatum van 30 juli 2007 en het onderwerp van de brief zijn vermeld, en het afschrift van de brief, waarin de naam en het adres van Extrabox juist zijn vermeld, gelet op de uit voormelde administratie blijkende vaste werkwijze, aannemelijk gemaakt dat de brief van 30 juli 2007 aan Extrabox is verzonden.
Extrabox heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich bij de gemeente Zaanstad in de desbetreffende periode bij de verwerking en verzending van poststukken problemen hebben voorgedaan.
Zij heeft het college in het bezwaarschrift van 20 juli 2007 gevraagd om haar tot 31 augustus 2007 gelegenheid te bieden voor het aanvullen van de gronden van het bezwaar. Zij heeft niet gesteld dat zij navraag heeft gedaan bij het college, toen, zoals zij stelt, een reactie op dit verzoek uitbleef. Ten tijde van het besluit van 5 september 2007 was de aanvulling van de gronden van het bezwaar bovendien nog niet door het college ontvangen. Dat de postbezorging ter plaatse van haar bedrijf slecht is, heeft Extrabox voorts evenmin aannemelijk gemaakt.
De ontvangst van de brief van 30 juli 2007 is derhalve niet op niet ongeloofwaardige wijze ontkend. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Extrabox de brief kort na 30 juli 2007 heeft ontvangen.
De rechtbank heeft onder die omstandigheden met juistheid, zij het niet geheel op juiste gronden, overwogen dat het college het door Extrabox tegen het besluit van 12 juni 2007 gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
2.2. Extrabox betoogt verder dat de rechtbank, door te overwegen dat het college haar niet op haar bezwaar hoefde te horen, heeft miskend dat twijfel over de ontvankelijkheid van haar bezwaarschrift mogelijk was. In dit verband voert zij bovendien aan dat de beslissing om haar niet te horen, in strijd met de Verordening op de behandeling van bezwaarschriften 2003, niet door de voorzitter van de commissie van advies voor de bezwaarschriften is genomen.
2.2.1. Met de enkele verwijzing naar het feit dat uit het op bezwaar genomen besluit niet blijkt dat de voorzitter van de commissie van advies voor de bezwaarschriften bij de beslissing om haar niet op het bezwaar te horen is betrokken, heeft Extrabox haar door het college betwiste stelling dat deze beslissing niet door de voorzitter is genomen niet aannemelijk gemaakt. De stelling dat zij zulks telefonisch van een ambtenaar van de gemeente heeft vernomen, is daarvoor onvoldoende. Ook anderszins heeft zij dat niet gedaan.
Bij niet aangetekend verzonden brief van 30 juli 2007 is Extrabox in de gelegenheid gesteld de gronden van haar bezwaar binnen vier weken aan te vullen. De aanvulling was ten tijde van het besluit van 5 september 2007 niet door het college ontvangen. Extrabox heeft die gronden derhalve, zomin binnen de door het college gegunde, als binnen de door haar verzochte termijn, aangevuld.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat redelijkerwijs geen twijfel over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift mogelijk was.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2009
357-593.