ECLI:NL:RVS:2009:BH7695

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807566/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W. Konijnenbelt
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deurne inzake bouwvergunning en vrijstellingen voor splitsing woonboerderij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Deurne tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het college had op 26 april 2005 vrijstellingen en een bouwvergunning verleend voor het splitsen van een woonboerderij in twee woningen op een perceel in Deurne. Dit besluit werd door [wederpartij] en anderen bestreden, wat leidde tot een reeks juridische procedures. De rechtbank verklaarde het beroep van [wederpartij] op 16 november 2006 gegrond, maar het college ging in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde op 18 juli 2007 dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden vernietigd. Het college verklaarde vervolgens het bezwaar van [wederpartij] opnieuw ongegrond, maar de rechtbank oordeelde op 1 september 2008 wederom in het voordeel van [wederpartij]. Het college ging opnieuw in hoger beroep, wat leidde tot deze uitspraak op 25 maart 2009. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college ten onrechte aannam dat er een goed woon- en leefklimaat was verzekerd op de locatie van de te realiseren woningen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het college tot vergoeding van proceskosten aan [wederpartij] en anderen.

Uitspraak

200807566/1/H1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 september 2008 in zaak nr. 07/3333 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats], en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstellingen en bouwvergunning verleend voor het splitsen van een woonboerderij in twee woningen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 oktober 2005 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 november 2006 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2007 heeft de Afdeling het door [wederpartij] daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van 16 november 2006, evenals het besluit van 25 oktober 2005 vernietigd.
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 september 2008, verzonden op 3 september 2008, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 augustus 2007 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 oktober 2008.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Claessens en G.C.J.M. Verhoef, beiden werkzaam bij de gemeente Deurne, en [een der wederpartijen], bijgestaan door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghoudster, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet geurhinder en veehouderij, voor zover thans van belang, wordt een vergunning voor een veehouderij geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen:
a. binnen een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom meer bedraagt dan 3,0 odour units per kubieke meter lucht;
b. binnen een concentratiegebied, buiten de bebouwde kom meer bedraagt dan 14,0 odour units per kubieke meter lucht.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat ter plaatse van de te realiseren woningen een goed woon- en leefklimaat is verzekerd. Volgens de rechtbank is het college ten onrechte uitgegaan van de ligging van het perceel buiten de bebouwde kom met een maximaal aanvaardbare geurbelasting van 14,0 odour units per kubieke meter lucht. De rechtbank heeft voor dat oordeel verwezen naar voormelde uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2007 in zaak nr.
200700031/1.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor de toepassing van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden uitgegaan van de ligging van het perceel binnen de bebouwde kom.
Dat betoog faalt. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 18 juli 2007 geoordeeld dat het perceel in de bebouwde kom als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, onder 1, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 ligt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor een ander oordeel met betrekking tot de toepassing van de Wet geurhinder en veehouderij. In de memorie van toelichting bij die wet is vermeld dat de grens van de bebouwde kom evenals in de ruimtelijke ordening, wordt bepaald door de aard van de omgeving en is binnen een bebouwde kom de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Gesteld noch gebleken is dat de bebouwingsstructuur ter plaatse sedert de uitspraak van 18 juli 2007 is gewijzigd. Dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in het Reconstructieplan De Peel het gebied waarin het perceel is gelegen heeft aangewezen als extensiveringsgebied, brengt niet met zich dat niettemin moet worden uitgegaan van de ligging van het perceel buiten de bebouwde kom.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne tot vergoeding van bij [wederpartij] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 362,89 (zegge: driehonderdtweeënzestig euro en negenentachtig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Deurne aan [wederpartij] en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009
412.