ECLI:NL:RVS:2009:BH7674

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805012/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen de aanleg van een skatepleintje in Vlissingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door bewoners van de wijk Pauwenburg in Vlissingen tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 3 juni 2008 geoordeeld dat het bezwaar van de bewoners tegen de aanleg van een skatepleintje in het park Westduin niet-ontvankelijk was. Dit bezwaar was ingediend tegen een brief van 26 oktober 2007 van het hoofd van de cluster Nieuwe Werken en Beheer van de gemeente Vlissingen, waarin werd aangekondigd dat het skatepleintje in december 2007 zou worden aangelegd.

De bewoners, aangeduid als appellanten, stelden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de brief van 26 oktober 2007 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat de brief geen rechtsgevolg had en dus niet als een besluit kon worden beschouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen het bezwaar van de bewoners terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

De Raad van State oordeelde dat de brief van 26 oktober 2007 enkel een mededeling was en geen rechtsverhouding vaststelde, wijzigde of ophief. Hierdoor was er geen aanleiding om de argumenten van de appellanten tegen de aanleg van het skatepleintje verder te bespreken. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200805012/1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te Vlissingen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 3 juni 2008 in zaak
nr. 08/10 in het geding tussen:
[wederpartijen]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.
1. Procesverloop
Bij brief van 26 oktober 2007 heeft het hoofd van de cluster Nieuwe Werken en Beheer van de afdeling Beheer Leefomgeving van de gemeente Vlissingen aan de bewoners van de wijk Pauwenburg in Vlissingen medegedeeld dat in december 2007 een skatepleintje zal worden aangelegd in het park Westduin.
Bij besluit van 30 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) het door [wederpartijen], waaronder [een van de appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [wederpartij]) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten], [wederpartij] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2009, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door R.A. Bakker, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de brief van 26 oktober 2007 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en het college het tegen die brief gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de brief van 26 oktober 2007 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Voormelde brief houdt niet meer in dan de mededeling dat in het park Westduin een skatepleintje zal worden aangelegd. Hierdoor wordt geen rechtsverhouding vastgesteld, gewijzigd of opgeheven. De brief is dan ook niet gericht op enig rechtsgevolg. Het oordeel van de rechtbank dat het college bij het besluit van 30 november 2007 het bezwaarschrift van [wederpartij] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, is derhalve juist. Gelet hierop hoeft hetgeen [appellant] tegen de aanleg van het skatepleintje heeft aangevoerd geen bespreking.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009
414-580.