ECLI:NL:RVS:2009:BH7667

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809200/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Buitengebied Jacobswoude door college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland

Op 19 maart 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied Jacobswoude" door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Dit besluit was genomen op 11 november 2008, waarbij het college goedkeuring verleende aan het door de raad van de gemeente Jacobswoude, thans gemeente Kaag en Braassem, vastgestelde bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben enkele verzoekers, wonend in de gemeente Kaag en Braassem, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 10 maart 2009 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekers als vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren.

De verzoekers stelden dat het college ten onrechte goedkeuring had verleend aan een plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de subbestemming "stalling en schoonspuiten boten". Zij vreesden onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en voerden aan dat er geen inzage was geweest in een onderzoek naar flora en fauna, wat volgens hen noodzakelijk was. Daarnaast stelden zij dat de bouw van een loods het open polderlandschap en hun uitzicht ernstig zou aantasten.

Het college verdedigde zich door te stellen dat het plandeel in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening en dat er geen ernstige aantasting van het landschap of de natuurwaarden zou plaatsvinden. De voorzitter overwoog dat er geen bewijs was dat de loods de natuurwaarden zou aantasten en dat de gronden waarop de loods zou komen, niet hoogwaardig waren. Ook werd opgemerkt dat er geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat en dat de loods slechts in geringe mate zou bijdragen aan de aantasting van het uitzicht.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 maart 2009.

Uitspraak

200809200/2/R1.
Datum uitspraak: 19 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Kaag en Braasem,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Jacobswoude, thans de gemeente Kaag en Braassem, (hierna: de raad) bij besluit van 6 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Jacobswoude".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2009, waar [verzoekers] en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Molenwijk, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door ir. J. Beelen, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de subbestemming "stalling en schoonspuiten boten (B(2)sb)" aan de Westerdijk te Leimuiden, dat ter plaatse de bouw van een loods mogelijk maakt. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Daartoe voeren zij onder meer aan dat een onderzoek naar de flora en fauna ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen en dat de voorziene loods het open polderlandschap ter plaatse, de natuurwaarden en hun uitzicht ernstig zal aantasten.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat voormeld plandeel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat een ernstige aantasting van het polderlandschap, de natuurwaarden en het woon- en leefklimaat van [verzoekers] zich niet zal voordoen.
2.4. Ten aanzien van het formele bezwaar van [verzoekers] dat voormeld onderzoek niet ter inzage heeft gelegen bij het ontwerp van het bestemmingsplan overweegt de voorzitter dat voorshands niet is gebleken dat dit onderzoek kan worden beschouwd als een op het bestemmingsplan betrekking hebbend stuk, aangezien dit onderzoek is opgesteld ten behoeve van een eerder verleende vrijstelling voor onder meer het verharden van een stuk grond bij de jachtwerf.
2.5. Voor zover [verzoekers] hebben betoogd dat als gevolg van de voorziene loods de natuurwaarden ter plaatse ernstig zullen worden aangetast, overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat de gronden waarop de loods is voorzien, hoge natuurwaarden hebben. Voor zover dergelijke waarden kunnen voorkomen in een sloot ter plaatse, is niet gebleken dat de loods de sloot zal aantasten.
Voorts hebben [verzoekers] niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene loods ter plaatse een ernstige aantasting van het open polderlandschap met zich zal brengen. Daarbij betrekt de voorzitter dat de loods is voorzien op gronden die ingeklemd liggen tussen een jachtwerf en een betonfabriek en dat de omgeving langs de Oude Wetering wordt gekenmerkt door woon- en bedrijfsbebouwing.
Ten aanzien van de aantasting van het uitzicht op de polder vanuit de woningen van [verzoekers], overweegt de voorzitter dat geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat en dat gebleken is dat thans reeds geen onbelemmerd uitzicht meer op de polder bestaat als gevolg van de bebouwing in hun eigen achtertuinen. De loods zal in dit geval slechts in geringe mate bijdragen aan de aantasting van het uitzicht op de polder.
2.6. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2009
459.