ECLI:NL:RVS:2009:BH7658

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900761/1/H1 en 200900761/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor woningen in Rolde

Op 25 maart 2008 verleende het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze aan Woningstichting "De Volmacht" een vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van acht woningen op de percelen Nijlanderstraat 26, 28, 30 en 32 te Rolde. Dit besluit werd door appellanten aangevochten, waarna het college op 4 november 2008 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar de bouwvergunning handhaafde. De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen verklaarde op 24 december 2008 het beroep van appellanten ongegrond. Hierop hebben appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 5 maart 2009 behandeld. Tijdens de zitting waren appellanten en een vertegenwoordiger van het college aanwezig. De voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om direct uitspraak te doen. Appellanten betoogden dat het bouwplan in strijd was met redelijke eisen van welstand, verwijzend naar de "Nota Welstandsbeleid Aa en Hunze 2005-1". Ze stelden dat het bestemmingsplan "Rolde Kom" slechts vier woningen toestaat, terwijl het college acht woningen wilde bouwen.

De voorzitter overwoog dat het college, hoewel niet gebonden aan een welstandsadvies, dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. De welstandscommissie had een positief advies gegeven, en appellanten hadden geen tegenadvies overgelegd. Het college had gemotiveerd dat het bouwplan voldeed aan het welstandsregime, ondanks de afwijking van het beleid. De voorzitter concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd was met redelijke eisen van welstand. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

200900761/1/H1 en 200900761/2/H1.
Datum uitspraak: 17 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 24 december 2008 in zaken nrs. 08/936 en 08/935 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze (hierna: het college) aan Woningstichting "De Volmacht" (hierna: de Woningstichting) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van acht woningen op de percelen Nijlanderstraat 26, 28, 30 en 32 te Rolde.
Bij besluit van 4 november 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het de motivering van het besluit van 25 maart 2008 betreft, voor het overige ongegrond verklaard en de vrijstelling en bouwvergunning, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 24 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, hoger beroep ingesteld en de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 maart 2009, waar [een der appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. E.A.A. van Dam, ambtenaar, zijn verschenen. Voorts is daar [bestuurslid] van de Woningstichting, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellanten] betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Zij voeren in dit kader aan dat de "Nota Welstandsbeleid Aa en Hunze 2005-1" (hierna: de welstandsnota) slechts ontwikkelingen toestaat die bestaan uit vervanging en uitbreidingen zoals toegestaan in het bestemmingsplan, hetgeen hier niet het geval is, nu het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Rolde Kom" maximaal vier woningen op de percelen toestaat.
2.2.1. In de welstandsnota worden verschillende welstandsgebieden onderscheiden. De percelen liggen in het welstandsgebied "Niet-planmatige uitbreiding". Het beleid is gericht op respect voor de ruimtelijke en functionele waardevolle karakteristiek. Ontwikkelingen bestaan slechts uit vervanging en uitbreidingen zoals toegestaan in het bestemmingsplan. Voor deze gebieden geldt een welstandsregime waarbij het incidenteel wijzigen van de bestaande ruimtelijke structuur een uitgangspunt is. Dat houdt volgens de welstandsnota in dat het continue transformatieproces de ruimte krijgt, waarbij de bestaande situatie weliswaar als leidraad wordt genomen, maar gaandeweg vervangen wordt door nieuwe oplossingen en nieuwe beelden.
2.2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 22 maart 2006, in zaak nr.
200506325/1, mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een ander deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen.
De welstandscommissie het "Drents Plateau, erfgoed en architectuur" heeft op 7 juni 2007 een positief welstandsadvies uitgebracht omtrent het bouwplan. [appellanten] hebben geen tegenadvies van een ander deskundig te achten persoon of instantie overgelegd. Niet is gebleken dat het advies van het "Drents Plateau" naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Het college heeft daarnaast in het besluit op bezwaar gemotiveerd uiteengezet dat het bouwplan voldoet aan het ter plaatse geldende welstandsregime. Hierbij heeft het college in aanmerking genomen dat weliswaar wordt afgeweken van het beleiduitgangspunt uit de welstandsnota dat ontwikkelingen slechts mogen bestaan uit vervanging en uitbreidingen zoals die in het bestemmingsplan worden toegestaan, maar dat het bouwplan wel voldoet aan het welstandsregime waarbij incidenteel wijzigen van de bestaande ruimtelijke structuur een uitgangspunt is. Het college acht hier van belang dat een verdubbeling van het aantal woningen geen afbreuk doet aan het bestaande ruimtelijk beeld gezien de omvang en de verschijningsvorm van de bouwmassa in relatie tot de omvang van het perceel.
Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2009
414.