ECLI:NL:RVS:2009:BH6351

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805097/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het dagelijks bestuur bij vergunningverlening voor afvalinzamelingsbedrijf

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein voor het oprichten en in werking hebben van een afvalinzamelingsbedrijf. De vergunning werd verleend op 27 mei 2008 en betreft de verwerking van afvalstoffen, gelegen aan een specifieke locatie. Het besluit werd op 29 mei 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], op 3 juli 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 18 februari 2009, waarbij zowel de appellant als vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur en de vergunninghoudster aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich gebogen over de vraag of het dagelijks bestuur bevoegd was om de milieuvergunning te verlenen. De relevante wetgeving, waaronder artikel 8.2 van de Wet milieubeheer en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, werd in overweging genomen. De Afdeling concludeerde dat de vergunning niet verleend had mogen worden door het dagelijks bestuur, omdat de bevoegdheid hiervoor bij de gedeputeerde staten van de provincie ligt, gezien de aard van de inrichting en de hoeveelheid afval die verwerkt zou worden.

De Afdeling oordeelde dat het besluit van 27 mei 2008 vernietigd moest worden, omdat het niet in overeenstemming was met de geldende wetgeving. De beroepsgronden van de appellant behoefden geen verdere bespreking, aangezien het beroep gegrond werd verklaard. De Raad van State gelastte tevens dat het dagelijks bestuur het griffierecht van de appellant vergoedt. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2009.

Uitspraak

200805097/1/M1.
Datum uitspraak: 18 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein (hierna: het dagelijks bestuur) aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een afvalinzamelingsbedrijf, gelegen aan de [locatie], te [plaats]. Dit besluit is op 29 mei 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2008, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2009, waar [appellant], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.C. Grootjans, werkzaam bij de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Vergunning is verleend voor de op- en overslag en bewerking van van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen. Binnen de inrichting wordt onder meer bouw- en sloopafval gesorteerd. De Afdeling maakt uit de stukken op dat het sorteren handmatig gebeurt. Wel wordt gebruik gemaakt van een kraan om containers op vrachtwagens te laden en van een shovel en een heftruck om zwaar afval in containers te plaatsen.
2.2. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of het dagelijks bestuur bevoegd was de milieuvergunning te verlenen.
2.2.1. Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer, voor zover van belang, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat ten aanzien van daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen gedeputeerde staten van de provincie waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen of is gelegen, bevoegd zijn te beslissen op de aanvraag om een vergunning.
Ingevolge artikel 3.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Ivb), voor zover van belang, zijn gedeputeerde staten van de provincie waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning ten aanzien van inrichtingen die behoren tot een categorie die daartoe in bijlage I is aangewezen.
Categorie 28, onderdeel 28.1, van bijlage I behorende bij het Ivb, kort weergegeven, voor zover van belang, heeft betrekking op inrichtingen voor het opslaan, bewerken, verwerken en overslaan van afvalstoffen.
Ingevolge categorie 28, onderdeel 28.4, aanhef en onder c, sub 1, van bijlage I behorende bij het Ivb zijn gedeputeerde staten het bevoegde gezag ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor zover het betreft inrichtingen voor het mechanisch, fysisch of chemisch scheiden van van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 15.106 kg per jaar of meer.
2.2.2. Uit de nota van toelichting op het Ivb (Stb. 1993, 50) blijkt dat de omschrijving in categorie 28, onderdeel 28.4, aanhef en onder c, sub 1, van bijlage I behorende bij het Ivb is gebaseerd op artikel 3 van het Inrichtingenbesluit Afvalstoffenwet (oud). In dit artikel wordt, voor zover van belang, gesproken over inrichtingen bestemd tot het mechanisch, fysisch of chemisch scheiden van afvalstoffen. In de nota van toelichting op het Inrichtingenbesluit Afvalstoffenwet (oud) wordt, voor zover van belang, vermeld dat onder scheiden diverse technieken of combinaties daarvan vallen, met het oogmerk uit de afvalstoffen de opnieuw te gebruiken fracties af te zonderen. Tot de hiervoor geschikte methoden behoren onder meer (handmatig) sorteren, aldus de nota van toelichting.
2.3. Bovengenoemde nota van toelichting op het Ivb en die op het Inrichtingenbesluit Afvalstoffenwet (oud) mede in ogenschouw nemend, is de Afdeling van oordeel dat het sorteren dat binnen de inrichting zal plaatsvinden, is aan te merken als scheiden in de zin van categorie 28, onderdeel 28.4, aanhef en onder c, sub 1, van bijlage I behorende bij het Ivb.
Nu verder vergunning is aangevraagd en verleend voor het accepteren en scheiden van een hoeveelheid van buiten de inrichting afkomstig huishoudelijk afval en bedrijfsafval per jaar die ligt boven de hierin genoemde capaciteit van 15.106 kg per jaar, te weten een hoeveelheid van maximaal 20.000 ton, ofwel 20.106 kg, afval per jaar, valt de inrichting onder categorie 28, onderdeel 28.4, aanhef en onder c, sub 1, van bijlage I behorende bij het Ivb. Gelet hierop is het college van gedeputeerde staten het voor de inrichting bevoegde gezag. Het dagelijks bestuur was derhalve niet bevoegd het bestreden besluit te nemen. Het bestreden besluit verdraagt zich niet met artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 3.1 en categorie 28, onderdeel 28.4, aanhef en onder c, sub 1, van bijlage I behorende bij het Ivb.
2.4. Het beroep is gegrond. Het besluit van 27 mei 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. De beroepsgronden behoeven gelet hierop geen bespreking.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein van 27 mei 2008;
III. gelast dat de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009
446-590.