ECLI:NL:RVS:2009:BH6323

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809021/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan '10 woningen Eschberg' vastgesteld door de raad van de gemeente Vaals

Op 18 maart 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant en de raad van de gemeente Vaals. De zaak betreft het bestemmingsplan '10 woningen Eschberg', dat op 11 november 2008 door de raad is vastgesteld. De appellant, wonend in de nabijheid van het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor een ernstige aantasting van zijn woon- en leefklimaat, de natuur en het landschap. Hij stelt dat het plan zal leiden tot een waardevermindering van zijn woning en dat zijn alternatieve voorstel voor zeven woningen niet is overwogen.

De raad van de gemeente Vaals verdedigt het bestemmingsplan en stelt dat het in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft de zaak op 10 maart 2009 ter zitting behandeld, waarbij zowel de raad als de appellant vertegenwoordigd waren. De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan de bouw van tien vrijstaande woningen mogelijk maakt en dat er geen bijzondere natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat, de natuur en het landschap.

De Afdeling wijst het beroep van de appellant af, omdat niet is aangetoond dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan in strijd met het recht heeft gehandeld. De Afdeling concludeert dat de raad bij de belangenafweging een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de bouw van de woningen dan aan de belangen van de appellant. De uitspraak wordt gedaan in naam der Koningin, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200809021/1/R3.
Datum uitspraak: 18 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Vaals,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2008 heeft de raad van de gemeente Vaals (hierna: de raad) het bestemmingsplan "10 woningen Eschberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2008, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. C. VandeWall, ambtenaar in de dienst van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door ing. G.R.E.M. Konings, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan maakt de bouw van tien vrijstaande woningen mogelijk aan de zuidwestkant van Vaals in de wijk Eschberg-Noord. [appellant] woont in de directe nabijheid van het plangebied en hij heeft thans vrij uitzicht op het onbebouwde terrein, waar de woningen zijn voorzien.
2.2. [appellant] stelt in beroep dat de raad het bestemmingsplan ten onrechte heeft vastgesteld en daartoe voert hij aan dat dit een ernstige aantasting van zijn woon- en leefklimaat, de natuur en het landschap met zich zal brengen. Verder voert hij aan dat het door hem voorgestelde alternatief ten onrechte niet tot aanpassing van het plan heeft geleid.
Tot slot betoogt hij dat het bestemmingsplan ten onrechte een waardevermindering van zijn woning met zich zal brengen.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat, de natuur en het landschap zich niet zal voordoen.
2.4. Ingevolge artikel 4, onder 4.1, aanhef en onder a, van de regels van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, zijn de voor "Wonen (W)" aangewezen gronden bestemd voor wonen, niet zijnde gestapelde woningen.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder 4.2.1, onder b, zijn binnen het bouwvlak uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder 4.2.1, onder g, mag de goothoogte over een breedte van maximaal 7 meter van de voorgevel maximaal 6,5 meter bedragen, gemeten vanaf het straatpeil. Voor het overige deel geldt een maximale goothoogte van 3,2 meter, gemeten vanaf het straatpeil.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder 4.2.1, onder i, dient de dakhelling te geschieden middels een plat dak of een dak met een dakhelling van maximaal 20°.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder 4.2.1, onder j, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal drie meter aan beide zijden.
2.5. In de plantoelichting staat dat het projectgebied deel uitmaakt van het gebied Eschberg-Noord. In dit gebied is reeds woningbouw in ontwikkeling. Gefaseerd worden 112 woningen en een appartementencomplex gerealiseerd. De tien woningen maken deel uit van het woningbouwplan Eschberg-Noord. Het terrein heeft een groot verval. In het projectgebied en in de directe omgeving komen volgens de kaart bij het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 "Groene Waarden" geen bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden voor. Verder volgt uit de plantoelichting dat door middel van een beeldkwaliteitsplan zal worden gezorgd voor een passende landschappelijke inpassing. Voor de tien woningen geldt dat ze conform het beeldkwaliteitsplan worden gerealiseerd, aldus de toelichting.
2.6. In het rapport "Quickscan natuurwaarden, onderzoeksgebied Ceresstraat te Vaals" van het onderzoeksbureau Staro Bos- en natuurbeheer van juni 2006 staat dat onderzoek is verricht naar de natuurwaarden in het onderzoeksgebied. In het rapport wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn in het kader van de Flora- en faunawet.
2.7. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat het plan een ernstige aantasting van de natuur ter plaatse met zich zal brengen, overweegt de Afdeling dat niet aannemelijk is gemaakt dat voormeld rapport zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich hierop bij het vaststellen van het plan niet had mogen baseren en zich op basis van dit rapport niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het bepaalde in de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. Ook overigens is niet gebleken dat bij de realisering van het plan belangrijke natuurwaarden verloren zullen gaan.
Voor zover [appellant] betoogt dat de landschappelijke waarden ernstig worden aangetast, wordt overwogen dat niet is gebleken dat het plangebied wordt gekenmerkt door hoge landschappelijke waarden. Voorts is in dit verband van belang dat de raad met de waarden van het glooiende landschap rekening heeft gehouden door de bouwmogelijkheden, zoals vervat in artikel 4 van de regels van het bestemmingsplan, af te stemmen op het beeldkwaliteitsplan voor de locatie Eschberg-Noord, dat rekening houdt met het verschil in reliëf in het plangebied. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat is voorzien in een passende landschappelijke inpassing van de voorziene woningen.
Niet valt uit te sluiten dat het woon- en leefklimaat van [appellant] in enige mate zal worden aangetast door de voorziene woningen, aangezien deze zijn voorzien op een thans onbebouwd terrein, waar hij vanuit zijn woning uitzicht op heeft. In dit verband merkt de Afdeling echter op dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. Voorts bedraagt de afstand tussen de woning van [appellant] en de voorziene woningen ongeveer
40 meter, is de maximale hoogte van de woningen betrekkelijk gering en voorziet het plan niet in gesloten bebouwing, maar zullen er tussen de woningen doorzichten blijven bestaan.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met de bouw van de woningen dan aan het belang van [appellant] bij het behoud van de huidige situatie.
2.8. Ten aanzien van het door [appellant] voorgestelde alternatief om in plaats van tien woningen zeven woningen mogelijk te maken, wordt overwogen dat de raad, gelet op het voorgaande, in redelijkheid voor een plan heeft kunnen kiezen dat voorziet in de bouw van tien woningen.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009
459.