200806666/2/R2.
Datum uitspraak: 11 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Werkgroep Milieubeheer Groesbeek, gevestigd te Groesbeek,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 4 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Groesbeek (hierna: de raad) bij besluit van 21 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Groesbeek Dorp" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft de vereniging Werkgroep Milieubeheer Groesbeek (hierna: de vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, heeft de vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 24 februari 2009 heeft de vereniging het verzoek aangevuld.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2009, waar de vereniging, vertegenwoordigd door H.W.K. Brinkhof en J.F.M. van der Vegt, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.I. Verouden, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het gebied Centrum Groesbeek Dorp. Het plan heeft primair een beheersfunctie, maar daarnaast zijn er nieuwe ontwikkelingen opgenomen via wijzigingsbevoegdheden.
2.3. Ter zitting heeft het college, onder verwijzing van de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2008, met zaak nr.
200800249/1, gesteld dat de vereniging niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, nu de omschrijving van het statutaire doel te veelomvattend is om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat de belangen van de vereniging rechtstreeks zijn betrokken bij het bestreden besluit. Tevens zijn de feitelijke werkzaamheden niet toereikend voor de belangen die worden behartigd, aldus het college.
2.3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.3.2. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de statuten van de vereniging heeft zij tot doel het (doen) bewaren en scheppen van een goede verhouding tussen natuur, woon-, werk- en leefmilieu.
Op grond van het tweede lid van de statuten tracht de vereniging het gestelde doel te bereiken door:
a. het instellen van afzonderlijke afdelingen en commissie die bepaalde aspecten van natuurbescherming en milieubescherming behartigen;
b. het begeleiden en zo nodig beïnvloeden van alle in het kader van de ruimtelijke ordening door de overheid te nemen beslissingen;
c. de bestudering en bewaking van de natuurterreinen, woon- en werkomgeving in de gemeente Groesbeek;
d. andere wettige middelen aan te wenden die voor het gestelde doel bevorderlijk zijn, ook op het gebied van voorlichting.
Ter zitting is door de vereniging meegedeeld dat de doelstelling territoriaal beperkt is tot de gemeente Groesbeek, hetgeen de voorzitter, gelet op de omschrijving in artikel 3, tweede lid, onder c, van de statuten en de naam van de vereniging, niet onaannemelijk voorkomt. Voorts is ter zitting gebleken dat de feitelijke werkzaamheden van de vereniging onder meer bestaan uit het voeren van overleg met relevante organisaties, het voorstellen en uitvoeren van concrete projecten, het organiseren van educatieve activiteiten, het uitvoeren van vrijwillig landschapsbeheer, het geven van voorlichting en het publiceren van het Groesbeeks Milieujournaal.
2.3.3. Gelet op de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de vereniging is de voorzitter voorshands van oordeel dat zij door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De vereniging kan naar het oordeel van de voorzitter dan ook als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb worden aangemerkt.
2.4. De vereniging stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid V" behorende bij het plandeel met de bestemming "Openbaar Groen" wat betreft het perceel gelegen op de hoek van de Kerkstraat en de Houtlaan en beoogt met het verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van dit plandeel te voorkomen. Daartoe voert zij aan dat ter plaatse op korte termijn een bankgebouw zal worden opgericht en dat dit zal leiden tot aantasting van het openbaar groen.
2.4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestreden plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en heeft het goedgekeurd.
2.4.2. Ingevolge artikel 20, vierde lid, van de planvoorschriften is het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd om de gronden met de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid V" op de plankaart te wijzigen in de bestemming centrumdoeleinden, mits aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.
2.4.3. De voorzitter is van oordeel dat, nu het bankgebouw is voorzien op gronden waarop de in artikel 20, vierde lid, van de planvoorschriften vervatte wijzigingsbevoegdheid rust, in zoverre geen spoedeisend belang aanwezig is, aangezien eerst na het inwerkingtreden van een wijzigingsplan, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan en ter zitting namens de raad is verklaard dat er nog geen ontwerp-wijzigingsplan is voor de betreffende gronden en dat op korte termijn ook geen gebruik zal worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. De omstandigheid dat, zoals ter zitting is gebleken, inmiddels een besluit op bezwaar is genomen in de bouwvergunnings- en vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), brengt evenmin met zich dat in dit geval spoedeisend belang aanwezig is bij het schorsen van het voormelde plandeel. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat de inwerkingtreding van het plandeel geen gevolgen heeft voor de vrijstellingsprocedure, omdat de inwerkingtreding van het plandeel de bouw van het bankgebouw niet mogelijk maakt. De vrijstelling ingevolge artikel 19 van de WRO dient te worden gegrond op een zelfstandige ruimtelijke onderbouwing aangezien in afwijking van de bestemming "Openbaar Groen" zal worden gebouwd. Tegen de verleende bouwvergunning en vrijstelling staan thans nog rechtsmiddelen open en de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling kan in dat kader ten volle aan de orde komen.
2.5. De vereniging verzoekt voorts om een voorlopige voorziening te treffen voor de plandelen met de bestemming "Centrumdoeleinden" gelegen ten oosten van de Dorpsstraat ter hoogte van het Dorpsplein (locatie Marktplein) en gelegen op de hoek van de Dorpsstraat en de Stationsweg (locatie Dorpsstraat), aangezien beide locaties binnenkort worden herontwikkeld en bebouwd. De vereniging stelt dat de toegekende bestemming in strijd is met het conserverende karakter van het plan en wil voorkomen dat bestaand openbaar groen zal gaan verdwijnen.
2.5.1. De voorzitter overweegt dat het beroep van de vereniging, voor zover gericht tegen de goedkeuring van de betreffende plandelen, niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze, aangezien deze zienswijze wat betreft de bebouwing binnen de bestemming "Centrumdoeleinden" was beperkt tot locaties waarvoor in het plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Bovendien is de herontwikkeling van de locatie Dorpsstraat waartegen de vereniging zich keert voorzien in een ander bestemmingsplan.
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de WRO en artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college, voor zover dit beroep de goedkeuring van plandelen, voorschriften of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan bij de raad naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Voorshands is niet gebleken dat zich, voor zover van belang, een van deze omstandigheden voordoet.
Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep van de vereniging in de bodemprocedure met betrekking tot de voormelde plandelen niet-ontvankelijk zal worden verklaard, reden waarom hij het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot deze plandelen afwijst.
2.6. Voor zover het verzoek zich richt tegen de goedkeuring van de bestemming "Spoorweg en natuur" in verband met de omvang van de groene spoorlijnzone, overweegt de voorzitter dat niet gebleken is dat binnen afzienbare tijd met betrekking tot buiten deze bestemming gelegen groengebieden aanvragen zullen worden ingediend dan wel mogelijke andere onomkeerbare gevolgen zullen plaatsvinden.
2.7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009