200805331/1.
Datum uitspraak: 11 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schelpdier B.V., gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 3 juni 2008 in zaak nr. 07/853 in het geding tussen:
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) geweigerd appellante (hierna: Schelpdier) voor het jaar 2007 vergunning te verlenen voor de mechanische kokkelvisserij in de visserijzone.
Bij besluit van 9 augustus 2007 heeft de minister het door Schelpdier daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, haar alsnog vergunning verleend voor de mechanische kokkelvisserij in de Noordzeekustzone met uitzondering van het gedeelte in de Voordelta dat is aangewezen als kustwater en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door Schelpdier daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Schelpdier bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 augustus 2008.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2009, waar Schelpdier, vertegenwoordigd door mr. L.J. van Langevelde, advocaat te Bergen op Zoom, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Visserijwet 1963 (hierna: de Visserijwet) wordt voor het bij of krachtens deze wet bepaalde onder "zeevisserij" verstaan: het vissen in zee, met inbegrip van het vissen in de visserijzone en in daaraangrenzende, bij algemene maatregel van bestuur als zeegebied aangewezen wateren.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, kunnen in het belang van de visserij in de wateren, bedoeld in voormelde bepaling, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld, die kunnen strekken tot instandhouding, dan wel uitbreiding van de visvoorraden in die wateren, onderscheidenlijk tot een beperking van de vangstcapaciteit. Bij het stellen van zodanige regelen kan mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Ter uitvoering van onder meer laatst vermelde bepaling is het Reglement zee- en kustvisserij 1977 (hierna: het reglement) vastgesteld.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het reglement kan de minister in het belang van de visserij regelen stellen:
a. ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden;
b. ter verzekering van de instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, kan bij het stellen van regelen, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, aanhef en onder b, mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Ingevolge dat lid, aanhef en onder b, wordt bij het stellen van regelen, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, aanhef en onder b, mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Ingevolge het derde lid kunnen de in het eerste lid bedoelde regelen betrekking hebben op de visserij op alle, dan wel bepaalde door de minister aan te wijzen, vissoorten.
Ingevolge het vierde lid kan de minister voorschriften geven ter naleving van de in het eerste lid bedoelde regelen.
Ter uitvoering van onder meer artikel 3 van het reglement heeft de minister de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren (hierna: de beschikking) vastgesteld.
Ingevolge artikel 4 van de beschikking is het verboden te vissen met enig vistuig, geschikt voor het vangen van schelpdieren in:
a. de gebieden, genoemd in bijlage 3,
b. de exclusieve 12-mijlszone, bedoeld in artikel 2 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij,
Ingevolge artikel 11, eerste lid, voor zover thans van belang, geldt het in artikel 4 gestelde verbod niet voor degene, die voorzien is van een vergunning van de minister.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen aan vergunningen, als bedoeld in de vorige artikelen, voorschriften worden verbonden. Zij kunnen ook onder beperkingen worden verleend.
2.1.1. De minister heeft het met betrekking tot de schelpdiervisserij gevoerde beleid neergelegd in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020, "Ruimte voor een zilte oogst, naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur" (hierna: het beleidsbesluit). Hoofddoel van dit beleid is volgens die publicatie een economisch gezonde bedrijfstak met productiemethoden die de natuurwaarden respecteren en daar waar mogelijk versterken. In hoofdstuk 4, inzake duurzaam opererende schelpdiervisserij, is onder 4.4 over schelpdiervisserij in de Noordzee de volgende passage opgenomen:
"In 2003 is een beperking van het aantal vergunningen doorgevoerd en sinds 2004 resteren 36 vergunninghouders die voorlopig toestemming hebben gekregen om op schelpdieren te vissen met uitzondering van mosselen en kokkels. Deze voorlopige keuze was gebaseerd op bestands- en natuuroverwegingen. Door de omvang van de grote (potentiële) vangstcapaciteit, lees het aantal vergunningen, blijkt het echter nauwelijks mogelijk om, binnen de visserijsector, te komen tot onderlinge afspraken in het kader van een verantwoord visstandbeheer. Hierdoor is het niet mogelijk uitvoering te geven aan een ander speerpunt van het kabinetsbesluit, nl. een systeem van co-management c.q. meer verantwoordelijkheid bij de sector.
Eveneens kan niet worden uitgesloten dat het kabinetsbesluit om de kokkelvisserij in de Waddenzee te beëindigen leidt tot een toename van de visserijdruk in de Noordzee-kustzone. Spisula vormt, weliswaar in mindere mate, een alternatief voor de kokkel en ook de Ensis visserij is nog in ontwikkeling. Omdat beide vormen van visserij bodemberoering en reductie van de schelpdierbestanden met zich meebrengen, kan schade aan de ecologische waarden van het betreffende gebied niet worden uitgesloten bij een toename van de visserijdruk. Gelet hierop zal het tijdelijke systeem van één vergunning voor alle schelpdieren (exclusief kokkels en mosselen) worden herzien. Vanaf 2005 zal een overdraagbare vergunning worden verleend voor het vissen op uitsluitend die schelpdiersoorten, waarop de vergunninghouder in belangrijke mate gedurende de periode 1993 - 2003 aantoonbaar heeft gevist.
Vooralsnog zal uitsluitend de bedrijfsmatige visserij op de schelpdiersoorten Spisula, Ensis, kokkels en mosselen worden toegestaan in de Noordzee-kustzone. Aangezien het spisula-vistuig vergelijkbaar/identiek is met/aan het zgn. kokkelvistuig zal de vergunning voor de visserij op spisula eveneens gelden voor de visserij op kokkels. Nieuwe vergunningen voor de visserij op kokkels zullen niet worden verleend."
2.2. Bij besluit van 9 augustus 2007 heeft de minister Schelpdier op grond van historische rechten alsnog vergunning verleend voor de mechanische kokkelvisserij in de Noordzeekustzone, met uitzondering van het gedeelte in de Voordelta, dat is aangewezen als kustwater. De aldus verleende vergunning betreft niet het vissen van spisula.
Schelpdier betoogt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank heeft miskend dat het besluit in zoverre in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel is genomen en bovendien in strijd is met het gevoerde beleid door historisch gerechtigden op een vergunning voor het vissen op kokkels niet toe staan om ook op spisula te vissen, terwijl wel wordt toegestaan dat houders van een vergunning voor het vissen op spisula op kokkels vissen, waardoor visserijdruk op spisula weliswaar wordt begrensd, maar die op kokkels uitgebreid.
2.2.1. Volgens het gevoerde beleid zal vanaf 2005 een overdraagbare vergunning worden verleend voor het vissen op uitsluitend die schelpdiersoorten, waarop de vergunninghouder in belangrijke mate gedurende de periode 1993 - 2003 aantoonbaar heeft gevist. Het is de houder van een vergunning voor de visserij op spisula tevens toegestaan om op kokkels te vissen, omdat het spisula-vistuig vergelijkbaar is met, dan wel identiek is aan, het kokkelvistuig. Niet duidelijk is, waarom in de spiegelbeeldige situatie niet wordt toegestaan dat de houder van een vergunning voor de visserij op kokkels ook op spisula vist. Nu het besluit is gebaseerd op beleid dat aldus onvoldoende duidelijk is, diende dit deswege te worden vernietigd.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep gegrond verklaren en het besluit van 9 augustus 2007 vernietigen wegens een ontoereikende motivering.
2.4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 3 juni 2008 in zaak nr. 07/853;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 augustus 2007, kenmerk DRR&R/2007/4475;
V. veroordeelt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schelpdier B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schelpdier B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schelpdier B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 718,00 (zegge: zevenhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009