200805909/1.
Datum uitspraak: 11 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 juni 2008 in zaak nr. 08/293 in het geding tussen:
het hoofddirectie Informatie Beheer Groep.
Bij besluit van 7 december 2007 heeft het hoofddirectie Informatie Beheer Groep (hierna: de hoofddirectie) het verzoek van [appellant] om onder toepassing van de hardheidsclausule te worden toegelaten tot de studie Geneeskunde voor het studiejaar 2007-2008 afgewezen.
Bij besluit van 15 februari 2008 heeft de hoofddirectie het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
De hoofddirectie heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2009, waar de hoofddirectie, vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee, werkzaam bij de Informatie Beheer Groep, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 7.57a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) geschiedt de eerste inschrijving van een student voor de propedeutische fase van een opleiding, verbonden aan een universiteit of hogeschool, waarvoor op grond van hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4 een toelatingsbeperking van kracht is, slechts met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf, onverminderd het bepaalde bij of krachtens titel 2 van dit hoofdstuk.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel geschiedt de inschrijving niet dan na overlegging van een door de Informatie Beheer Groep afgegeven bewijs van toelating, tenzij bij of krachtens deze paragraaf anders is bepaald.
Ingevolge het vierde lid worden bij ministeriële regeling voorschriften vastgesteld in verband met de afgifte en de geldigheidsduur van het bewijs van toelating.
Ingevolge artikel 7.57c, vierde lid, kan in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, worden bepaald dat de Informatie Beheer Groep ten hoogste een in die regeling vast te stellen percentage van het aantal plaatsen per opleiding kan toewijzen aan gegadigden jegens wie uitloting een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren.
2.1.1. Ter uitvoering van artikel 7.57a, vierde lid, van de WHW strekt de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs (hierna: de Regeling).
Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Regeling, bedraagt het percentage, bedoeld in artikel 7.57c, vierde lid, van de WHW, vijf.
2.1.2. Ter invulling van de beleidsvrijheid die de hoofddirectie op grond van artikel 7.57c, vierde lid, van de WHW toekomt, heeft zij bij besluit van 23 juni 2003 de beleidsregel Hardheidsclausule uitgelote gegadigden, gepubliceerd in Uitleg Gele katern van 30 juli 2003, nummer 18 (hierna: de beleidsregel), vastgesteld.
In paragraaf 3 van de beleidsregel heeft de hoofddirectie uiteengezet, voor zover thans van belang, dat de beschikbare plaatsen worden toegewezen aan aanvragers die zich door (een combinatie van) zeer bijzondere omstandigheden van persoonlijke aard onderscheiden van andere uitgelote studenten, dat deze omstandigheden van dien aard moeten zijn dat de uitloting daarbij onbillijk is en dat moet blijken dat de studerende in onoverkomelijke problemen komt, indien hij het volgende studiejaar niet met de opleiding kan beginnen. Voorbeeld van een omstandigheid die in de beoordeling wordt meegenomen, is de aanwezigheid van medische en/of psychische problemen bij de aanvrager die niet direct het gevolg zijn van de uitloting, maar waarbij aannemelijk is gemaakt dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage zal leveren aan het genezingsproces. Voor deze omstandigheid geldt dat men ten bewijze daarvan verklaringen van ter zake onafhankelijke deskundigen of andere bewijzen moet meezenden, alsmede dat de aanwezigheid van deze omstandigheid zeker geen garantie voor toewijzing van een aanvraag is, aldus deze paragraaf.
2.2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de hoofddirectie in redelijkheid van toepassing van de hardheidsclausule heeft kunnen afzien, omdat, voor zover thans van belang, uit de door [appellant] overgelegde deskundigenverklaringen niet valt af te leiden dat hij in onoverkomelijke problemen komt, indien hij het volgende studiejaar niet met de studie Geneeskunde kan beginnen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank dat ten onrechte heeft overwogen. Daartoe voert hij aan, samengevat weergegeven, dat hij met de door de rechtbank bedoelde deskundigenverklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat zijn eindexamencijfers door psychische en medische klachten in negatieve zin zijn beïnvloed en deze klachten zullen afnemen, zodra hij een bewijs van toelating voor de studie Geneeskunde verkrijgt.
2.3.1. Uit de beleidsregel blijkt dat van toepassing van de hardheidsclausule, als bedoeld in deze beleidsregel, slechts sprake kan zijn, indien het uitloten van de desbetreffende student tot onoverkomelijke problemen zal leiden.
Voor zover uit de door [appellant] overgelegde verklaringen al valt af te leiden dat zijn eindexamencijfers door psychische en medische klachten nadelig zijn beïnvloed, hij die klachten ten tijde van belang nog steeds had en het toewijzen van een plaats voor de studie Geneeskunde een positieve bijdrage aan het genezingsproces zou kunnen leveren, leidt dat nog niet tot de conclusie dat hij in onoverkomelijke problemen komt, indien hij het volgende studiejaar niet met deze studie zou kunnen beginnen. Volgens de beleidsregel komt bij de beoordeling van een aanvraag om toepassing van de hardheidsclausule op zichzelf geen doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage aan het genezingsproces kan leveren. Dat betekent dat rechtbank terecht heeft overwogen dat de hoofddirectie in redelijkheid van toepassing van de hardheidsclausule heeft kunnen afzien.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009