200803570/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Actief Buiten Sporten, gevestigd te Hulsel, gemeente Bladel, en anderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 april 2008 in zaken nrs. 07/3506 en 07/3646 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Bladel.
Bij besluit van 31 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bladel (hierna: het college) aan de gemeente Bladel vergunning (hierna: de sloopvergunning) voor het geheel slopen van een zweminrichting (hierna: het zwembad) op het perceel plaatselijk bekend Bossingel 1 te Bladel (hierna: het perceel) verleend.
Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college het daartegen door de stichting Stichting Actief Buiten Sporten en anderen (hierna gezamenlijk: ABS e.a.) gemaakte bezwaar voor zover ingediend namens H. Korsten en de Stichting Actief Buiten Sporten ongegrond en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard en de verzoeken om vergoeding van kosten van juridische bijstand afgewezen.
Bij uitspraak van 24 april 2008, verzonden op 29 april 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door ABS e.a. ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben ABS e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 juni 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. drs. S.M.W. Verouden, bijgestaan door A.F.M. Boemaars, beiden ambtenaar in dienst bij de gemeente, is verschenen.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat het zwembad inmiddels geheel is gesloopt, zodat ABS e.a. thans niet meer daadwerkelijk kunnen bereiken hetgeen zij met het beroep beogen, te weten het tegengaan van de sloop. Zij heeft vervolgens overwogen dat de stichting Actief Buiten Sporten en Brom Fiscaal & Juridisch Adviesbureau (hierna: BFJA) hebben gesteld ten gevolge van de sloopvergunning schade te lijden, bestaande uit investeringen in het zwembad ten tijde van de exploitatie daarvan door de stichting, onderscheidenlijk kosten van een voorstel aan de gemeente Bladel voor de koop en exploitatie van het zwembad, waarin op zichzelf een procesbelang kan zijn gelegen, maar dat daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat de stichting Actief Buiten Sporten op geen enkele wijze inzichtelijk heeft gemaakt welke bedragen zij in het zwembad heeft geïnvesteerd, hoe deze bedragen zich verhouden tot de door de gemeente toegekende tegemoetkomingen in de exploitatie en dat de stichting na 2005 geen exploitant van het zwembad meer is geweest. Zij heeft in dit verband verder overwogen dat, nu BFJA nimmer de zekerheid heeft gehad in aanmerking te zullen komen voor de exploitatie van het zwembad, de gestelde kosten voor diens rekening dienen te blijven. Op grond hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van ABS e.a. wegens het vervallen van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.2. In hoger beroep ligt uitsluitend de vraag voor of de rechtbank het beroep van ABS e.a. terecht wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. ABS e.a. betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belang meer hadden bij de behandeling van hun beroep. Zij voeren aan dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de schade van de appellanten Welt-Aqua Diving (hierna: WAD), [appellant b] en de vereniging Galathea. Zij stellen dat WAD bij de stichting Actief Buiten Sporten en de gemeente Bladel een claim ten bedrage van € 125.000,00 heeft ingediend vanwege investeringen in een duikwinkel op het perceel en te lijden winstderving in geval van sluiting van het zwembad. Verder stellen zij dat het college aan [appellant b] de exploitatie van het zwembad voor het seizoen 2007 heeft toegezegd en dat [appellant b] daarom nu schade lijdt door winstderving. Voorts kan de vereniging Galathea het zwembad niet meer gebruiken voor haar duikactiviteiten en moet zij daarvoor tegen meerkosten andere accommodatie gebruiken. Tevens voeren ABS e.a. aan dat BFJA wel enige zekerheid had om in aanmerking te komen voor de exploitatie van het zwembad in 2007, omdat het voorstel van BFJA binnen een in 2000 opgestelde kadernota van de gemeente past. ABS e.a. stellen voorts dat de stichting Actief Buiten Sporten in 1997-1998 bijna ƒ 500.000,00 (€ 226.890,11) en in 2004 bijna € 25.000,00 in het zwembad heeft geïnvesteerd en in verband daarmee nog € 16.000,00 tegoed heeft van de gemeente Bladel. De stichting ontving jaarlijks ƒ 60.000,00 (€ 27.226,81) voor de exploitatie van het zwembad, waarbij de eerste ƒ 4.000,00 (€ 1.815,12) aan onderhoudskosten voor rekening van de stichting waren, aldus ABS e.a.
2.4. Het betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat ABS e.a. niet tot op zekere hoogte aannemelijk hebben gemaakt ten gevolge van het besluit van 31 mei 2007 schade te hebben geleden. Daartoe is in aanmerking genomen dat ABS e.a., ook in hoger beroep, niet hebben onderbouwd dat de gestelde schade het gevolg is van het, bij besluit van 16 oktober 2007 gehandhaafde, besluit van 31 mei 2007 tot verlening van de sloopvergunning. Zo al sprake is van schade, moet deze veeleer als een gevolg van de beslissing het zwembad te sluiten worden aangemerkt. Nu zij niet tot op zekere hoogte aannemelijk hebben gemaakt ten gevolge van de sloopvergunning schade te hebben geleden, is in de gestelde schade geen procesbelang gelegen.
2.5. Voor zover ABS e.a. wijzen op de mogelijkheid van herbouw van het gesloopte zwembad in geval de sloopvergunning niet rechtsgeldig zou worden geacht, wijst de Afdeling erop dat, zoals zij ook eerder heeft overwogen in de uitspraak van 29 augustus 2007 in zaak nr.
200700862/1, vernietiging van de beslissing op bezwaar en herroeping van het primaire besluit niet tot gevolg zouden hebben dat van rechtswege op de vergunninghoudster de verplichting zou komen te rusten het gesloopte weer in de oude toestand te herstellen.
2.6. De conclusie is dat de rechtbank het beroep van ABS e.a. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat ABS e.a. geen belang meer hebben bij de behandeling van hun beroep. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009