ECLI:NL:RVS:2009:BH4654

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804981/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen stallinggarage Ambassade van Iran te Den Haag

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de vereniging Wijkvereniging "Van Stolkpark" tegen de gemeente Den Haag. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om handhavend op te treden tegen een stallinggarage op het terrein van de Ambassade van de Islamitische Republiek Iran aan de Duinweg 20-22 te Den Haag. Het college had op 19 februari 2007 het verzoek om handhaving afgewezen, wat door Van Stolkpark werd bestreden. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van Van Stolkpark ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep volgde.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college van Den Haag de stallinggarage niet kan verwijderen, omdat deze onder de bescherming valt van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Dit verdrag waarborgt dat de gebouwen van de zending, inclusief de stallinggarage, gevrijwaard zijn van executoriale maatregelen. De Afdeling oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, maar dat er bijzondere omstandigheden zijn die het college toestaan om af te zien van handhavend optreden. De Ambassade heeft aangegeven de stallinggarage niet te zullen verwijderen, en het college heeft besloten om het besluit van 19 februari 2007 in een openbaar register in te schrijven, zodat derden op de hoogte zijn van de handhaving wanneer de Ambassade het pand niet meer gebruikt.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van de Ambassade om Van Stolkpark te veroordelen in de kosten van het hoger beroep af, omdat Van Stolkpark geen onredelijk gebruik van het procesrecht heeft gemaakt. De Afdeling heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200804981/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
vereniging Wijkvereniging "Van Stolkpark", gevestigd te Scheveningen, gemeente Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 mei 2008 in zaak nr. 07/5555 in het geding tussen:
vereniging Wijkvereniging "Van Stolkpark"
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) het verzoek afgewezen om handhavend op te treden tegen de stallinggarage op het achterterrein van het perceel van de Ambassade van de Islamitische Republiek Iran (hierna: de Ambassade) aan de Duinweg 20-22 te Den Haag (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft het college het door vereniging Wijkvereniging "Van Stolkpark" (hierna: Van Stolkpark) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2008, verzonden op 19 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door Van Stolkpark daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Van Stolkpark bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 juli 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de Ambassade een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2009, waar Van Stolkpark, vertegenwoordigd door mr. L.M. Verkoijen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de Ambassade, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sanchez Montoto, advocaat te Wassenaar, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling verstaat het besluit van 19 februari 2007 aldus, dat het college weigert handhavend op te treden tegen de stallinggarage op het perceel zolang het pand op het perceel in gebruik is van de Ambassade en mits de stallinggarage zoveel mogelijk aan het oog wordt onttrokken door middel van beplanting en groen, in de lijn van het beplantingsplan van Tuinbedrijf Jan van den Berg van 26 september 2005.
2.2. Van Stolkpark behartigt krachtens haar doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de bewoners van het "Van Stolkpark", in hoofdzaak bestaande uit het bevorderen van een goed woon- en leefklimaat. Het gaat hierbij, anders dan de Ambassade betoogt, ook om werkzaamheden die los staan van juridische procedures. De rechtbank heeft Van Stolkpark derhalve terecht als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij het besluit van 19 februari 2007 aangemerkt.
2.3. Het besluit van 19 februari 2007 heeft geen betrekking op de verharding van het perceel, zodat voorbij wordt gegaan aan hetgeen Van Stolkpark daaromtrent heeft aangevoerd.
2.4. Van Stolkpark betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet mocht afzien van handhavend optreden. Daartoe voert zij aan dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat het oprichten van de stallinggarage op het perceel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en met redelijke eisen van welstand. Volgens haar is bovendien onvoldoende onderbouwd dat de stallinggarage uit veiligheidsoverwegingen aanwezig dient te zijn. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat handhavend optreden een signaal zou geven dat de Ambassade zich dient te houden aan de wet- en regelgeving en dat de Ambassade naar aanleiding van een handhavingsbesluit mogelijk de stallinggarage op het perceel zou verwijderen.
2.4.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder i, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer hebben in dit Verdrag de "gebouwen van de zending" de betekenis: de gebouwen of delen van gebouwen en de daarbij behorende terreinen, ongeacht wie daarvan de eigenaar is, die gebruikt worden voor de werkzaamheden van de zending, daarbij inbegrepen de ambtswoning van het hoofd van de zending.
Ingevolge artikel 22, derde lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer zijn de gebouwen van de zending, het meubilair en andere daar aanwezige voorwerpen, alsmede de vervoermiddelen van de zending, gevrijwaard tegen onderzoek, vordering, beslaglegging of executoriale maatregelen.
2.4.2. De Ambassade heeft door het oprichten van de stallinggarage op het perceel gehandeld in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college ter zake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4.3. Niet in geschil is dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Dit laat echter onverlet dat zich andere bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waaronder het college mag weigeren gebruik te maken van zijn bevoegdheid om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden. Zulke omstandigheden doen zich in dit geval voor.
In dit geval is zijdens de Ambassade naar voren gebracht dat zij de zonder bouwvergunning opgerichte stallinggarage niet zal verwijderen. De stallinggarage is voorts op grond van artikel 22, derde lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer gevrijwaard van executoriale maatregelen. Nu het college, gelet op deze omstandigheden, geen bestuursdwang kan toepassen of een verbeurde dwangsom kan innen, heeft de rechtbank deze situatie terecht als een bijzondere omstandigheid gezien op grond waarvan het college mocht afzien van handhavend optreden. Ter zitting is namens het college te kennen gegeven dat het besluit van 19 februari 2007 zal worden ingeschreven in een openbaar register, zodat voor derden kenbaar is dat het college handhavend zal optreden tegen de stallinggarage op het perceel wanneer het pand op het perceel niet meer in gebruik is bij de Ambassade.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het verzoek van de Ambassade om Van Stolkpark te veroordelen in de kosten van het hoger beroep wordt niet ingewilligd, omdat Van Stolkpark geen onredelijk gebruik van het procesrecht heeft gemaakt.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump         w.g. Sloots
voorzitter           ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009
499.