ECLI:NL:RVS:2009:BH4627

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803709/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor inrichting voor verhuur van machines en opslag van bestratingsmateriaal

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van De Wolden aan [vergunninghouder] voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de verhuur van machines en de opslag van bestratingsmateriaal en grond. Het besluit tot vergunningverlening dateert van 18 april 2008 en is op 24 april 2008 ter inzage gelegd. [appellant] heeft op 23 mei 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 februari 2009, waarbij partijen niet zijn verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat op basis van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze heeft ingediend, tenzij het niet indienen van een zienswijze hem niet kan worden verweten. In deze zaak is het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, omdat de beroepsgrond over het ontbreken van een bouwvergunning voor de kantine en het toiletgebouw niet betrekking heeft op een besluitonderdeel zoals bedoeld in artikel 6:13.

De Afdeling concludeert dat het ontbreken van een bouwvergunning niet in de weg staat aan de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer. De beroepsgrond van [appellant] faalt, en de Afdeling verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.

Uitspraak

200803709/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van De Wolden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Wolden (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de verhuur van machines en de opslag van bestratingsmateriaal en grond gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 24 april 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 mei 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant], het college en [vergunninghouder] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2009, alwaar partijen met bericht van verhindering niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt. (Uitspraak van 1 november 2006, in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200602308/1&verdict_id=15363&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200602308/1&utm_term=200602308/1">200602308/1</a>, AB 2007, 95.)
2.1.1. Nu de beroepsgrond inzake het ontbreken van een bouwvergunning voor de kantine en het toiletgebouw geen betrekking heeft op een besluitonderdeel als hiervoor bedoeld, staat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht er niet aan in de weg dat deze grond eerst in beroep wordt aangevoerd. Anders dan het college stelt, bestaat er geen grond het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2. [appellant] voert aan dat ten onrechte geen bouwvergunning is verleend voor de kantine en het toiletgebouw. Het ontbreken van een bouwvergunning staat er echter niet aan in de weg dat krachtens de Wet milieubeheer een vergunning wordt verleend. De beroepsgrond faalt.
2.3. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] verder aldus dat in strijd met de vergunning wordt gehandeld. Deze beroepsgrond heeft geen betrekking op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en kan om die reden niet slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de vergunning.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009
446-590.