200803786/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 14 april 2008 in zaak nrs. AWB 08/118 en 08/237 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Scheemda.
Bij besluit van 21 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Scheemda (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een aantal bouwwerken ten behoeve van een melkveehouderij op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 december 2007 heeft het college het door [appellant] (hierna: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2008, verzonden op 16 april 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen een memorie ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2009, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door G.H. de Gries, en het college, vertegenwoordigd door M.H. de Heer, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een ligboxenstal, een melkstal, een aantal sleufsilo's en een mestvaalt.
Het is voor een deel voorzien binnen het bouwvlak van het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplannen "Buitengebied Scheemda", "Buitengebied Midwolda" en "Buitengebied Nieuwolda"" (hierna: Partiële herziening) waarop de bestemming "Bodemgebonden agrarische bedrijven -Ab-" rust. Ingevolge artikel 4 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de als zodanig op de plankaart, aangeduid met Ab, aangegeven gronden bestemd voor in hoofdzaak aan de grond gebonden veehouderijbedrijven, met bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en agrarische cultuurgronden.
Voor het overige is het voorzien op een perceel binnen het bestemmingsplan "Buitengebieden Midwolda" (hierna: het bestemmingsplan) waarop de bestemming "Agrarische cultuurgrond, onbebouwd" rust met de nadere aanduiding "open gebied". Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften zijn die gronden bestemd voor grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden en kwekerijen, met uitzondering van houtteelt, met bijbehorende bouwwerken.
Het bouwplan strookt met de Partiële herziening en is in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft om voor de realisering ervan toch bouwvergunning te kunnen verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling daarvan verleend.
2.2. Als ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan dient het rapport "Ruimtelijke onderbouwing agrarisch bouwperceel [locatie] Oostwold". Daarin is onder meer gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met provinciaal en gemeentelijk beleid.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter, door aan te nemen dat aan het bouwplan een goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt, heeft miskend dat het in strijd is met de uitgangspunten van het Provinciaal Omgevingsplan II (hierna: POP II), omdat het om een nieuwe onderneming gaat en omdat niet wordt gebouwd in het verlengde van bestaande bebouwing. Voorts heeft de voorzieningenrechter volgens hem miskend dat de gebiedsgerichte maatwerkbenadering, neergelegd in de gemeentelijke Visie Polderweg Oostwold (hierna: de Visie), ten onrechte aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd, omdat die benadering experimenteel is.
2.3.1. In paragraaf 3.1.6 van het POP II is vermeld dat de provincie geen nieuwe bouwlocaties voor nieuw- of hervestiging van agrarische bedrijven toestaat, tenzij het gaat om uitplaatsing uit de EHS of uit het gebied van De Blauwe Stad of het oplossen van bestaande knelpunten, zoals uitplaatsing uit linten in verband met ruimtegebrek of milieuhinder. In paragraaf 3.1.7 is vermeld dat bebouwing ten dienste van intensieve veehouderijen zich in ruimtelijk opzicht nauwelijks van bebouwing voor andere moderne agrarische bedrijven onderscheidt en daarom geen onderscheid wordt gemaakt tussen vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen en die van andere agrarische bedrijven.
De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het college de beoogde oprichting van een aantal bouwwerken ten behoeve van een melkveehouderij terecht niet als een nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, als bedoeld in het POP II, heeft aangemerkt. Uit voormelde paragrafen volgt dat nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf in evenbedoelde zin slechts wordt aangenomen, indien ter plaatse van een perceel geen bouwlocatie en geen agrarisch bedrijf aanwezig is. Op het perceel was eerder een akkerbouwbedrijf aanwezig dat wordt vervangen door de melkveehouderij.
2.3.2. Het betoog van [appellant] dat de voorzieningenrechter heeft miskend het bouwplan in strijd is met het POP II, omdat niet in het verlengde van bestaande bebouwing wordt gebouwd, mist feitelijke grondslag. In paragraaf 3.1.8 van het POP II is ten aanzien van ruimtelijke inpassing van agrarische bebouwing vermeld dat geen uniforme regels zijn te bedenken en wordt gekozen voor gebiedsgericht maatwerk.
2.3.3. De voorzieningenrechter heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met de Visie. Daarin is vermeld dat bij een uitbreiding van een agrarisch bouwblok van meer dan 3 hectare de zogenoemde gebiedsgerichte maatwerkbenadering voor agrarische ontwikkelingen wordt toegepast. Het college heeft in overeenstemming daarmee gehandeld. Dat deze benadering, als gesteld, experimenteel is en niet in alle omringende regio's wordt toegepast, betekent niet dat het college haar niet aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag heeft mogen leggen.
2.3.4. Het betoog van [appellant] dat de ruimtelijke onderbouwing op het punt van landschappelijke inpassing ontoereikend is gemotiveerd, faalt evenzeer. In de aan de vrijstelling ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing is uiteengezet, op welke wijze aan de hand van de maatwerkbenadering het bouwplan landschappelijke is ingepast. De ligboxen- en melkstal zijn aan de noordzijde voorzien op gelijke hoogte met de bestaande schuur en haaks op de weg. Volgens de ruimtelijke onderbouwing blijft de hiërarchie van de oude erfinrichting behouden door de plaatsing van die bouwwerken op enige afstand van de weg, ondergeschikt aan de karakteristieke Old-ambtserboerderij. Voor de haakse plaatsing van de stallen is gekozen vanwege efficiëntie voor de bedrijfsvoering. Aan de oostzijde van het bestaande bedrijf zijn de sleufsilo's en mestvaalt voorzien. Deze zijn volgens de ruimtelijke onderbouwing zodanig teruggelegen, dat, gezien vanuit de zuidzijde, het zicht op de bestaande boerderij zo veel mogelijk onaangetast blijft. Het college heeft aldus uiteengezet, hoe het bouwplan zich tot de omgeving verhoudt en waarom het ruimtelijk en landschappelijk op verantwoorde wijze is ingepast. Er is geen grond om dat niet toereikend te achten.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009