200808477/2/R2.
Datum uitspraak: 16 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2. de stichting Stichting Parkeerbeleid Vlaardingen, gevestigd te Vlaardingen,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Vlaardingen (hierna: de raad) bij besluit van 24 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Stationsgebied Centrum" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2008, en de stichting Stichting Parkeerbeleid Vlaardingen (hierna: de stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2008, beroep ingesteld.
Bij brieven ingekomen op dezelfde datum hebben [verzoekster sub 1] en de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 30 januari 2009, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam, en de stichting, vertegenwoordigd door [bestuurder], en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Molenwijk, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door C.C. Nootenboom en ir. P.M. Koppert-Bakker, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Naar het college en de raad hebben gesteld, hebben [verzoekster sub 1] en de stichting geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er nog geen bouwaanvragen bij de gemeente zijn ingediend door NS Vastgoed BV, de eigenaar van de gronden en de ontwikkelaar van het plan. Door de raad is verder gesteld dat het ook niet de verwachting is dat de ontwikkelaar hiertoe in de komende maanden zal overgaan en dat de wethouder Ruimtelijke Ordening in zijn brief van 14 april 2008 aan [verzoekster sub 1] heeft aangegeven zich nadrukkelijk verplicht te voelen voor de gebruikers van de parkeerplaatsen aan de Parallelweg voldoende en goed bereikbare plaatsen beschikbaar te houden.
Wat hiervan zij, nu de raad niet over een toezegging beschikt dat niet eerder met de uitvoering van het plan zal worden aangevangen dan nadat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, gaat de voorzitter ervan uit dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.2. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoekster sub 1] en het verzoek van de stichting zijn er op gericht het plandeel met de bestemmingen "Verblijfsgebied" en "Gemengde Doeleinden" voor zover dat betrekking heeft op het perceel met de kadastrale aanduiding Vlaardingen D 7299 gelegen aan de Parallelweg te Vlaardingen, waar thans 70 openbare parkeerplaatsen zijn gelegen (hierna: het perceel), te schorsen. [verzoekster sub 1] voert daartoe aan dat op dit perceel 61 parkeerplaatsen door haar zijn aangelegd en bekostigd ten behoeve van de vestiging van de winkelketen Action, speeltuin Jungle en kantoren in de haar in eigendom toebehorende panden, gelegen aan de [locatie] te Vlaardingen welke parkeerplaatsen in het plan zijn wegbestemd.
2.4. [verzoekster sub 1] en de stichting betogen dat de ondergrondse parkeergarage voor 270 parkeerplaatsen, waarin het plan voorziet, onvoldoende zekerheid biedt als compensatie voor de parkeerplaatsen, die zullen verdwijnen, omdat de parkeergarage slechts is afgestemd op de parkeerbehoefte voor de nieuw te realiseren bouwfuncties in het plangebied. Bovendien is de gemeente geen eigenaar van de grond, heeft de gemeente op de exploitatie van de parkeergarage geen invloed, is de aanleg daarvan afhankelijk van de toestemming van ProRail en is een deel bestemd voor een fietsenstalling, aldus [verzoekster sub 1]. Doordat de 61 parkeerplaatsen zullen verdwijnen, kan [verzoekster sub 1], naar zij stelt, niet langer voldoen aan de voorwaarde, zoals deze is verbonden aan de destijds aan haar verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de verbouwing van haar panden, waarbij voor deze panden een parkeernorm conform de Parkeernota Vlaardingen is toegepast van 1 parkeerplaats per 50 m2 voor kantoren en 1 op 25 m2 voor de Jungle en Action. De stichting betoogt verder dat ook andere parkeerplaatsen langs de Parallelweg zijn wegbestemd in het plan en dat in de berekeningen van de toekomstige parkeerbehoefte, die aan het plan ten grondslag liggen, geen rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande bedrijven in de onmiddellijke omgeving van de Parallelweg. Bovendien is in deze berekeningen, naar de stichting stelt, ten onrechte uitgegaan van minimale parkeernormen zoals die zijn aanbevolen door de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) en die lager zijn dan de parkeernormen uit de recente parkeernota, die volgens de plantoelichting en de planvoorschriften voor dit gebied gelden.
2.5. Het college heeft het standpunt ingenomen dat, hoewel in de parkeerbehoefteberekeningen niet volledig rekening is gehouden met de parkeerplaatsen die bij de bedrijven langs de Parallelweg behoren, in het plangebied, uitgaande van de minimum parkeernormen, voldoende parkeerplekken kunnen worden gerealiseerd om alle functies van dienst te kunnen zijn en heeft het plan goedgekeurd.
2.6. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzitter ervan uit dat ten gevolge van het plan het bestaande parkeerterrein met 70 parkeerplaatsen zal verdwijnen, waaronder ook de 61 parkeerplaatsen die [verzoekster sub 1] heeft aangelegd en bekostigd ten behoeve van onder meer haar panden aan de [locatie] overeenkomstig de aan haar verstrekte vrijstelling en bouwvergunning die is verleend ten behoeve van deze panden. Naar het oordeel van de voorzitter is thans onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat dit aantal parkeerplaatsen terugkomt in het plan. Weliswaar is in het plan voorzien in een parkeergarage, die ligt in de nabijheid van het NS-station Vlaardingen Centrum, en is aangegeven dat daar 270 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, maar onduidelijk is of de parkeergarage niet uitsluitend is bedoeld om te voorzien in de parkeerbehoefte van de nieuw te bouwen functies in het plangebied en voor treinreizigers (P+R). Niet duidelijk is of de parkeergarage tevens kan dienen als compensatie voor de te verdwijnen openbare parkeerplaatsen. Dit klemt te meer omdat de gemeente geen (directe) invloed heeft op de aanleg en exploitatie van de parkeergarage, omdat de gronden in eigendom zijn van NS Vastgoed BV.
2.7. Voorts is naar het oordeel van de voorzitter niet inzichtelijk gemaakt of in de parkeerberekeningen, zoals deze aan het plan ten grondslag zijn gelegd, voldoende rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande woningen, winkels en bedrijven in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Voorts stellen [verzoekster sub 1] en de stichting naar voorlopig oordeel terecht dat het door het college aanvaardbaar geachte standpunt van de raad dat in verband met de gebiedstypering "stationsgebied" uitgegaan kan worden van minimum parkeernormen, waartoe de gemeentelijke bouwverordening de mogelijkheid zou bieden, zich niet verdraagt met paragraaf 3.3.3. van de plantoelichting en de planvoorschriften, waaronder artikel 16, tweede lid, aanhef en onder b. In paragraaf 3.3.3. van de plantoelichting is aangegeven dat voor het bepalen van de parkeerbehoefte als gevolg van de woningbouw, het station en de realisering van kantoren, overige publieke functies, etc. wordt gerekend met parkeernormen uit de meest recente parkeernota van de gemeente Vlaardingen. Ook in een aantal planvoorschriften, waaronder artikel 16, tweede lid, aanhef en onder b, wordt voorgeschreven dat in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien conform de Parkeernota Vlaardingen.
2.8. Gelet op het voorgaande en na afweging van alle betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding om het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemmingen "Verblijfsgebied" en "Gemengde Doeleinden" voor zover dat betrekking heeft op het perceel, bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Voor het treffen van een verderstrekkende voorlopige voorziening ziet de voorzitter geen aanleiding, nu uit het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat alle parkeerplaatsen langs de Parallelweg zijn wegbestemd.
2.9. Het college dient ten aanzien van [verzoekster sub 1] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van de stichting geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 30 september 2008, kenmerk PZH-2008-785844, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemmingen "Verblijfsgebied" en "Gemengde Doeleinden" voor zover dat betrekking heeft op het perceel met de kadastrale aanduiding Vlaardingen D 7299 gelegen aan de Parallelweg te Vlaardingen waar thans 70 parkeerplaatsen
II. wijst het verzoek van de stichting voor het overige af;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [verzoekster sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zuid-Holland aan [verzoekster sub 1] onder vermelding van het zaaknummer te worden vergoed;
IV. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan [verzoekster sub 1] en aan de stichting het door ieder van hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig) aan hen vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2009