200803805/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[executeur-testamentair] van [appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 april 2008 in zaak
nr. 07/1200 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 18 februari 2006 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) een aan wijlen [appellant] ingevolge de Wet op de zorgtoeslag toegekende bijdrage voor het jaar 2006 teruggevorderd.
Bij besluit van 5 april 2007 heeft de Belastingdienst het door [executeur-testamentair] van [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2008, verzonden op 7 mei 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [executeur-testamentair] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [executeur-testamentair] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2009, waar [executeur-testamentair] en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schütz, in dienst van de Belastingdienst, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.2. [executeur-testamentair] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de Belastingdienst terecht heeft geweigerd de in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden, heeft miskend dat het besluit van 18 februari 2006 is herroepen. Voorts heeft zij volgens [executeur-testamentair] ten onrechte overwogen dat hij niet kan worden aangemerkt als beroepsmatig rechtsbijstandverlener.
2.2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het besluit van 18 februari 2006 niet is herroepen. Het door [executeur-testamentair] daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 5 april 2007 ongegrond verklaard. Anders dan [executeur-testamentair] aanvoert, brengt de omstandigheid dat het te veel door hem betaalde bedrag van één euro is teruggestort niet met zich dat het besluit van 18 februari 2006 is herroepen. Reeds gelet hierop is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de Belastingdienst op goede gronden heeft geweigerd de in bezwaar gemaakte kosten te vergoeden. In verband hiermee behoeft de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat [executeur-testamentair] niet als beroepsmatig rechtsbijstandverlener kan worden aangemerkt, niet te worden beantwoord.
2.3. Voorts was de rechtbank, anders dan [executeur-testamentair] betoogt, niet gehouden hem te wijzen op de mogelijke gevolgen van zijn antwoord op de door de rechtbank gestelde vraag of hij in beroep opkwam tegen de hoogte van het terug te vorderen bedrag aan zorgtoeslag.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Groenendijk
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009