200806489/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 7 augustus 2008 in zaak nr. 07/1199 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Middelburg.
Bij besluit van 29 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelburg (hierna: het college) met onmiddellijke ingang een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd aan [appellante] voor haar twee honden van het ras Dobermann met de [roepnamen] (hierna: de honden).
Bij besluit van 24 oktober 2007 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2009, waar [appellante] in persoon en bijgestaan door L. Harpe, en het college, vertegenwoordigd door B. Weeda, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het college stelt zich allereerst op het standpunt dat [appellante] geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij niet langer woonachtig is in de gemeente Middelburg, binnen welke gemeentegrenzen voornoemde geboden gelden.
[appellante] bestrijdt dit en stelt dat zij nog belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat zij, indien haar woning in Middelburg niet wordt verkocht, daar weer zal gaan wonen. Voorts verblijft zij geregeld bij familie in Middelburg.
Onder deze omstandigheden heeft [appellante] nog steeds belang bij een uitspraak op het hoger beroep.
2.2. Ingevolge artikel 2.4.19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening Middelburg 1997 is het de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat burgemeester en wethouders de eigenaar of de houder hebben bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden.
2.3. Het besluit op bezwaar, waarbij het besluit van 29 juni 2007 is gehandhaafd, houdt in dat het college de overweging, dat oplegging van een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk is, in belangrijke mate heeft doen steunen op het rapport "gevaarlijke c.q. bijtende hond" van 9 april 2007, van de regiopolitie Zeeland, district Walcheren (hierna: het politierapport). In dit rapport wordt melding gemaakt van een incident op 7 april 2007, waarbij de honden zonder aanleiding twee jonge kinderen hebben aangevallen en een van de honden een zevenjarig meisje heeft gebeten, met een bijtwond aan de binnenzijde van haar bovenbeen tot gevolg.
Voorts volgt uit dit besluit dat het college de besluitvorming mede heeft gebaseerd op aanvullende telefonische informatie van de politie, informatie van de ouders en grootouders van de slachtoffertjes en de zienswijze van [appellante]. Uitgaande van de ernst van het bijtincident, de kans op herhaling en voorts de verontrusting die een en ander met zich meebrengt voor de omgeving, heeft het college de honden als gevaarlijk en hinderlijk aangemerkt. Het college acht niet aangetoond dat volstaan had kunnen worden met het opleggen van een kortaanlijngebod.
2.4. [appellante] betoogt dat door het college het ambtelijk advies van de afdeling Vergunningverlening en Handhaving van 12 juni 2007 (hierna: het ambtelijk advies), om [appellante] de gelegenheid te bieden de honden een zogenoemde MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag) te laten ondergaan alvorens te besluiten over het tevens opleggen van een muilkorfgebod, ongemotiveerd terzijde is gelegd. Zij voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het politierapport geen advies van de politie tot uitvaardiging van een aanlijn- en muilkorfgebod impliceert en door de rechtbank ten onrechte is overwogen dat met de verwijzing in het besluit op bezwaar naar dit rapport en de aanvullende telefonische informatie van de politie genoegzaam is gemotiveerd waarom is afgeweken van het ambtelijk advies. Volgens [appellante] volgt uit het politierapport niet dat de honden agressieve gedragingen vertonen. De resultaten van de op 8 november 2007 alsnog uitgevoerde MAG-test ondersteunen volgens [appellante] haar standpunt dat een muilkorfgebod een onnodige en onevenredig zware maatregel is.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het politierapport en de nadere telefonische toelichting door de opsteller van dit rapport, waarbij door deze - zoals door hem ter zitting bij de rechtbank op 3 juli 2008 is bevestigd - een muilkorfgebod in overweging is gegeven, voldoende grond bieden voor het oordeel dat het college de honden als gevaarlijk en hinderlijk heeft kunnen kwalificeren en een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat met de verwijzing in het besluit op bezwaar naar voormelde informatiebronnen en de daaruit blijkende ernst van het incident op 7 april 2007, door het college genoegzaam is gemotiveerd waarom, in afwijking van het ambtelijk advies van 12 juni 2007, tevens een muilkorfgebod is opgelegd zonder dat daaraan de uitslag van een MAG-test ten grondslag is gelegd.
De stelling van [appellante] dat het politierapport niet inhoudt dat de honden agressieve gedragingen vertonen, kan niet worden gevolgd, nu volgens dit rapport bij het bijtincident op 7 april 2007 de honden zich dreigend hebben gedragen tegenover twee kinderen en een van de honden een kind heeft gebeten. Volgens de resultaten van de op 8 november 2007 bij de honden uitgevoerde MAG-test worden de honden weliswaar niet agressief volgens de standaardnormering geacht, maar zijn tevens bij beide honden angstige en dreigende reacties op sommige prikkels vastgesteld.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009