ECLI:NL:RVS:2009:BH2983

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805430/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • B. van Wagtendonk
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en de betekenis van gezinsleden in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. De staatssecretaris van Justitie had een aanvraag van een vreemdeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat artikel 64 niet van toepassing was op gezinsleden met de Nederlandse nationaliteit.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak de ratio van artikel 64 van de Vw 2000 en de systematiek van de wet onderzocht. De Afdeling concludeerde dat het begrip 'gezinsleden' in artikel 64 uitsluitend betrekking heeft op gezinsleden die, net als de vreemdeling zelf, kunnen worden uitgezet. Dit betekent dat gezinsleden met de Nederlandse nationaliteit niet onder deze bepaling vallen. De Afdeling oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris de bepaling niet kon inroepen in het geval van een gezinslid met de Nederlandse nationaliteit.

De uitspraak van de voorzieningenrechter werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris werd ongegrond verklaard. De Afdeling benadrukte dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de tekst van artikel 64 en de bijbehorende jurisprudentie geen aanknopingspunten bieden voor de door de voorzieningenrechter geformuleerde interpretatie. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van het vreemdelingenrecht, met name in gevallen waarin gezinsleden van vreemdelingen betrokken zijn.

Uitspraak

200805430/1.
Datum uitspraak: 2 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 16 juni 2008 in zaak nrs. 08/5668 en 08/14598 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om op hem artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) toe te passen, afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2008 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 juni 2008, verzonden op 18 juni 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 15 juli 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. W.B. Klaus, ambtenaar bij het Ministerie van Justitie, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G. Kleijweg, advocaat te Voorburg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De staatssecretaris betoogt in grief 1, samengevat weergegeven, dat in aanmerking genomen de ratio van artikel 64 van de Vw 2000 en de systematiek van de wet, de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de tekst van, noch de memorie van toelichting bij artikel 64, noch de jurisprudentie aanknopingspunten bieden voor het oordeel van de staatssecretaris dat die bepaling niet kan worden ingeroepen, indien het gezinslid op wiens gezondheidstoestand een uit te zetten vreemdeling zich beroept, de Nederlandse nationaliteit heeft.
2.2. In de aangevallen uitspraak overweegt de voorzieningenrechter, zakelijk weergegeven, dat artikel 64 van de Vw 2000 slechts spreekt over gezinsleden van de vreemdeling. Uit de wettekst valt derhalve niet op te maken dat het bepaalde in dit artikel niet tevens ziet op gezinsleden van de uit te zetten vreemdeling die de Nederlandse nationaliteit hebben. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 64 noch de jurisprudentie aanknopingspunten bieden voor de door de staatssecretaris gestelde ratio achter eerder vermelde zinsnede.
2.3. Ingevolge artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
2.3.1. Ingevolge artikel 25 van de Vreemdelingenwet (oud; hierna: de Vw) bleef uitzetting achterwege, indien de verwijdering van de vreemdeling uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand of die van een zijner gezinsleden niet verantwoord was te achten.
Volgens de toelichting bij het amendement dat tot deze wettekst heeft geleid (Kamerstukken II, 1963-64, 7163, nr. 19) is het te hard, de zieke alleen achter te laten en de rest van zijn gezin wel uit te zetten.
2.4. Met artikel 64 van de Vw 2000 is beoogd aan te sluiten bij artikel 25 van de Vw, zo blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 62, thans artikel 64 (Kamerstukken II, 1998-99, 26 732, nr. 3, blz. 66). Gelet hierop en op de toelichting bij het amendement van artikel 25 van de Vw, in het bijzonder de passage "en de rest van zijn gezin wel uit te zetten" kan het begrip "gezinsleden" in artikel 64 uitsluitend betrekking hebben op gezinsleden die evenals de vreemdeling zelf, kunnen worden uitgezet. Het oordeel van de voorzieningenrechter kan derhalve geen stand houden.
Grief 1 slaagt.
2.5. De tweede grief mist zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen bespreking.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 21 april 2008 ongegrond verklaren nu de voorgedragen beroepsgronden zich richten tegen een juiste, door de staatssecretaris blijkens het vorenoverwogene terecht gegeven uitleg van artikel 64 van de Vw 2000.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 16 juni 2008 in zaak nrs. 08/14598;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter w.g. Wolff
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2009
238.
Verzonden: 2 februari 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak