ECLI:NL:RVS:2009:BH2560

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801974/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor kampeerboerderij in strijd met bouwverordening

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 31 januari 2008 het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode om een gebruiksvergunning te verlenen voor de Hoeve Osstade als kampeerboerderij, heeft vernietigd. Het college had op 17 augustus 2006 vergunning verleend op basis van de bouwverordening van de gemeente. Appellanten stelden dat de vergunning in strijd was met de rechtszekerheid, omdat niet duidelijk was hoeveel personen in de gebouwen mochten verblijven. De rechtbank oordeelde dat de gebruiksvergunning niet onduidelijk was en dat de vergunningverlening niet in strijd was met het bestemmingsplan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2009 behandeld. Tijdens de zitting zijn de appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, en het college, vertegenwoordigd door een ambtenaar, verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de gebruiksvergunning niet in strijd is met de bouwverordening. Appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt, maar de Afdeling concludeerde dat artikel 6.1.5 van de bouwverordening geen ruimte laat voor een dergelijke afweging.

Het hoger beroep van appellanten is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft vastgesteld dat het college bij het nemen van het besluit van 9 september 2008, waarin het opnieuw het bezwaar van appellanten ongegrond verklaarde, niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. De Afdeling oordeelde dat het college zich op de juiste wijze heeft gebaseerd op de bouwvergunningen en de checklist brandveiligheid, en dat er geen noodzaak was voor overleg met de brandweer. De beslissing van de rechtbank is bevestigd, en het beroep tegen het besluit van 9 september 2008 is eveneens ongegrond verklaard.

Uitspraak

200801974/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 januari 2008 in zaak nr. 07/1318 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vergunning verleend op grond van de bouwverordening van de gemeente Sint-Oedenrode (hierna: de bouwverordening) voor het in gebruik nemen en houden van de Hoeve Osstade, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) als kampeerboerderij.
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2008, verzonden op 8 februari 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 maart 2007 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college het door [appellanten] tegen het besluit van 17 augustus 2006 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Tegen het besluit van 9 september 2008 hebben [appellanten] bij brief van 8 oktober 2008 gronden aangevoerd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2009, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. G.J.M. de Jager, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door J.A.F.M. van Vorstenbosch, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel bevinden zich drie gebouwen met de functie kampeerboerderij/groepsaccommodatie. In twee van deze gebouwen bevinden zich slaapplaatsen, in het derde gebouw is onder andere een eetruimte aanwezig.
2.2. Ingevolge artikel 6.1.5 van de bouwverordening moet een gebruiksvergunning worden geweigerd indien een van de volgende weigeringsgronden zich voordoet:
a. de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van het bouwwerk kan in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorwaarden kan geen voldoende brandveilig gebruik worden bereikt;
b. de bouwvergunning is geweigerd.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte hun grond heeft verworpen dat de gebruiksvergunning in strijd met de rechtszekerheid is verleend. Daartoe voeren zij aan dat uit de gebruiksvergunning niet blijkt hoeveel personen maximaal in de gebouwen op het perceel mogen verblijven.
2.3.1. Op de tekening die bij het besluit van 17 augustus 2006 behoort is vermeld dat in de gebouwen op het perceel maximaal 72, 70 en 90 personen aanwezig zullen zijn. Voorts is op deze tekening vermeld dat in het gebouw waarin maximaal 70 personen aanwezig zijn 32 slaapplaatsen zijn en dat in het gebouw waarin maximaal 90 personen aanwezig zijn 58 slaapplaatsen aanwezig zijn. In totaal zijn 90 slaapplaatsen in de gebouwen op het perceel aanwezig. Ter zitting is namens het college gemeld dat ook niet meer dan 90 verblijfsgasten in de gebouwen op het perceel mogen slapen. De rechtbank is op grond hiervan terecht tot het oordeel gekomen dat niet is gebleken dat de gebruiksvergunning met betrekking tot het aantal personen dat in de gebouwen op het perceel kan verblijven onduidelijkheid inhoudt.
2.4. Voorts betogen [appellanten] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er voor een belangenafweging in het kader van de beslissing omtrent gebruiksvergunning geen plaats is. Daartoe voeren zij aan dat het verlenen van de gebruiksvergunning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, streekplan en reconstructieplan.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2004 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200401942/1&verdict_id=8889&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200401942/1&utm_term=200401942/1">200401942/1</a>, overwogen dat artikel 6.1.5, eerste lid, van de bouwverordening geen ruimte laat voor een belangenafweging. Het betoog faalt derhalve.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond.
2.6. Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellanten] gemaakte bezwaar. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan de bezwaren van [appellanten] is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van [appellanten], gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
2.7. [appellanten] betogen dat het college het besluit van 9 september 2008 heeft genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Daartoe voeren zij aan dat het college zich bij de beantwoording van de vraag of de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de gebouwen op het perceel kan worden geacht een brandveilig gebruik te zijn ten onrechte heeft gebaseerd op de bouwvergunningen voor de gebouwen op het perceel, nu ten tijde van het verlenen van bouwvergunning voor twee van de drie gebouwen op het perceel het Bouwbesluit 2003 nog niet in werking was getreden. Voorts voeren zij daartoe aan dat het college ten onrechte niet met de brandweer heeft overlegd, terwijl de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft overwogen dat dit diende te geschieden. De op 29 april 2008 door H.P. van Dijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, opgemaakte "Checklist brandveiligheid bouwplannen en gebruiksvergunningen" volstaat niet als onderzoek naar de brandveiligheid, aldus [appellanten].
2.7.1. In het besluit van 9 september 2008 is vermeld dat voor de renovatie van de, blijkens de vergunningstekening meest noordelijk gesitueerde, slaap- en recreatieruimte bij besluiten van 31 oktober 2005 en 22 november 2006 bouwvergunningen zijn verleend. Voorts heeft het college vermeld dat het zich op het standpunt stelt dat het de bouwkundige brandveiligheid die bij het toetsen van de besluiten omtrent bouwvergunning heeft plaatsgevonden als vaststaand mocht aannemen. Dit neemt niet weg dat het college vervolgens heeft getoetst of de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de gebouwen op het perceel in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie kan worden geacht een brandveilig gebruik te zijn en zich daarbij op het Bouwbesluit 2003 heeft gebaseerd.
De rechtbank heeft overwogen dat zij niet vermag in te zien waarom een onderzoek naar brandveilig gebruik van de gebouwen in beginsel niet kan worden verricht door een daartoe gecertificeerde ambtenaar waarbij indien nodig terugkoppeling plaatsvindt met de brandweer. Anders dan [appellanten] aanvoeren, heeft de rechtbank daarmee niet overwogen dat een ambtelijk advies hoe dan ook moet worden teruggekoppeld met de brandweer alvorens het college zich daarop baseert. Het college heeft zich bij het nemen van het besluit van 9 september 2008 gebaseerd op de op 29 april 2008 door H.P. van Dijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, opgemaakte "Checklist brandveiligheid bouwplannen en gebruiksvergunningen". Ter zitting heeft het college toegelicht dat H.P. van Dijk de situatie ter plaatse in ogenschouw heeft genomen. Daartoe heeft het college gewezen op zijn brief van 12 april 2006 waarin het naar aanleiding van een controle ter plaatse van H.P. van Dijk aan [vergunninghouder] heeft medegedeeld dat de elektrische rookmelders per gebouw onderling moeten worden gekoppeld. Bij het besluit van 9 september 2008 heeft het college gemotiveerd waarom het terugkoppeling met de brandweer niet nodig acht. De Afdeling is van oordeel dat daartoe, gezien de aangevallen uitspraak, ruimte bestond.
H.P. van Dijk heeft in voormelde checklist, voor zover aan de orde, vermeld dat de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de gebouwen in overeenstemming is met het Bouwbesluit 2003. Dat hierin niet is vermeld aan welke artikelen van het Bouwbesluit 2003 is getoetst, betekent, nu is omschreven welke aspecten zijn beoordeeld, niet dat het college zich bij het nemen van het besluit van 9 september 2008 hierop niet heeft mogen baseren.
2.8. Het beroep is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep ongegrond;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 9 september 2008 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009
499.