ECLI:NL:RVS:2009:BH2533

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802914/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van bestemmingsplan inzake caravanstalling in Beemster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Beemster tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 10 maart 2008 het beroep van verzoekers gegrond verklaard en het besluit van 21 mei 2007 van het college vernietigd, waarin het verzoek om handhavend optreden tegen het stallen van caravans op een perceel in Beemster was afgewezen. Het college had in zijn besluit van 21 december 2006 het verzoek om handhaving afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van handhaving af te zien. Het college stelde dat er concreet zicht op legalisatie was, omdat het glastuinbouwbedrijf zou verhuizen naar een ander perceel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om handhaving achterwege te laten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2009 behandeld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen zicht was op legalisatie binnen een redelijke termijn en dat het stallen van caravans een significante inbreuk op het bestemmingsplan vormde. Het hoger beroep van het college is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200802914/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Beemster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 10 maart 2008 in zaak
nr. 07/3958 in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], gemeente Beemster
en
het college van burgemeester en wethouders van Beemster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beemster (hierna: het college) het verzoek van [verzoekers] om handhavend optreden tegen het stallen van caravans in de inrichting van de [vennootschap onder firma] op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 21 mei 2007 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 21 mei 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2008, hoger beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben een verweerschrift ingediend.
[verzoekers] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. T.J.W. Bult, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [verzoekers] zijn verschenen. Voorts is ter zitting de [firma], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel [locatie] is een glastuinbouwbedrijf gevestigd waarin eveneens caravans worden gestald. Het stallen van caravans op dit perceel is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Zuid-Oost 1971" ingevolge waarvan op het perceel de bestemming "agrarische doeleinden II" rust. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan kan worden afgezien van handhavend optreden tegen het stallen van de caravans. Hiertoe voert het college aan dat sprake is van concreet zicht op legalisatie. Het glastuinbouwbedrijf van de firma Slot zal worden verplaatst naar het perceel [locatie A] waardoor een einde komt aan de illegale stalling van caravans op het perceel [locatie]. Het college stelt dat handhavend optreden onder die omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
2.3.1. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft het college in augustus 2007 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een nieuwe kas met een bedrijfswinkel en ruimte voor caravanstalling op het perceel [locatie A]. Verder heeft het college er op gewezen dat in april 2008 een nieuw bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" in procedure is gebracht, waarin de nieuwe kas positief is bestemd. Ten tijde van het besluit van 21 mei 2007 was er echter slechts sprake van een in behandeling zijnde aanvraag om vrijstelling en bouwvergunning voor het perceel [locatie A] en van een voorontwerp van het bestemmingsplan. Op grond daarvan kon toentertijd in redelijkheid niet worden verwacht dat het bedrijf binnen afzienbare tijd zou worden verplaatst naar het perceel [locatie A]. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die een dergelijke verwachting zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank is dan ook terecht en op juiste gronden tot het oordeel gekomen dat een situatie waarin de illegale situatie binnen een redelijke termijn beëindigd zou worden zich niet voordeed, zodat van concreet zicht op legalisatie geen sprake was. Het stallen van caravans op het perceel [locatie] kan voorts, gelet op de ruimtelijke uitstraling daarvan, niet worden beschouwd als een geringe inbreuk op de geldende agrarische bestemming. Onder deze omstandigheden kan - anders dan het college betoogt - niet worden geoordeeld dat handhaving niettemin onevenredig zou zijn. De door het college aangehaalde overweging van de rechtbank en van de Afdeling in haar uitspraak van 18 juli 2007, in zaak nrs.
200704183/1 en 200704183/2, dat niet is gebleken dat de veiligheidsvoorschriften van bijlage 2 van het Besluit glastuinbouw worden overtreden, maakt dit oordeel niet anders nu dit niet afdoet aan de inbreuk op het geldende planologisch regime.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de gemeente Beemster griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009
190-552.