ECLI:NL:RVS:2009:BH1899

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803697/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P.A. Offers
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor sanitairunit op agrarisch perceel in Schouwen-Duiveland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg. Het college had op 31 juli 2007 een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een sanitairunit op een perceel dat bestemd is voor landbouw, veeteelt en tuinbouw. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de wederpartij gegrond en vernietigde het besluit van het college. Het college stelde hoger beroep in, waarbij het betoogde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de planvoorschriften de bouw van de sanitairunit niet toelaten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het college tevergeefs betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bezwaar van de wederpartij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de bouw van de sanitairunit in strijd is met het bestemmingsplan. De Raad van State stelt vast dat de planvoorschriften enkel bebouwing ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toestaan en dat de sanitairunit niet onder deze uitzondering valt.

De Raad van State veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 644,00 worden vastgesteld. De uitspraak bevestigt de noodzaak om bouwvergunningen te toetsen aan de geldende bestemmingsplannen en benadrukt de strikte naleving van de bestemmingsvoorschriften.

Uitspraak

200803697/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 3 april 2008 in zaak nrs. 08/193 en 08/299 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een sanitairunit op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 januari 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2008, verzonden op 11 april 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 januari 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 juni 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L.P. Koster-Braad en R.J. Wesel, ambtenaren van de gemeente, en [wederpartij] , vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het perceel is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oost" bestemd voor "Landbouw, veeteelt en tuinbouw".
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, mogen de gronden met de bestemming "Landbouw, veeteelt en tuinbouw" uitsluitend worden gebruikt voor de bedrijfsvoering van al dan niet aan de gronden gebonden agrarische bedrijven.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, mogen op deze gronden met inachtneming van de op de kaart gegeven nadere aanwijzingen uitsluitend worden gebouwd:
a. niet voor bewoning bestemde bedrijfsgebouwen ten behoeve van het in lid 1 toegestane gebruik;
b. per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning;
c. andere bouwwerken ten behoeve van het in lid 1 toegestane gebruik.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de planvoorschriften, is het verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken anders te gebruiken dan in overeenstemming met de aangegeven bestemming.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, voor zover thans van belang, wordt onder strijdig gebruik niet verstaan kleinschalig kamperen:
- indien en voor zover dit plaatsvindt in de op de voorschriftenkaart I aangegeven gebieden, waarbinnen blijkens de aanduiding op deze kaart de uitbreiding van kleinschalig kamperen is toegestaan,
- indien en voor zover het bestaande kleinschalige kampeerterreinen betreft als genoemd in de bij deze facetherziening behorende bijlage.
2.2. Het bouwplan voorziet in een sanitairunit ten behoeve van het gebruik van het perceel voor kleinschalig kamperen. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de planvoorschriften de bouw van deze sanitairunit niet toelaten.
Dit betoog faalt. Ingevolge artikel 12, tweede lid, mag uitsluitend bebouwing worden opgericht ten behoeve van het in het eerste lid toegestane gebruik. Vaststaat dat de sanitairunit niet ten behoeve van zodanig gebruik wordt opgericht. In artikel 23, eerste lid, is een algemeen gebruiksverbod vervat. Het tweede lid geeft een uitzondering op dat verbod. Anders dan het college betoogt leidt artikel 23, tweede lid, niet tot een verruiming van de bestemmingsregeling van artikel 12, eerste lid, waaraan de aanvraag om bouwvergunning moet worden getoetst. Dat de planwetgever met een herziening van onder meer artikel 23 heeft beoogd bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen mogelijk te maken, zoals het college aanvoert, kan er niet aan afdoen dat die bepaling uitsluitend ziet op het gebruik van de gronden en niet op de bebouwing daarvan.
2.3. Uit het voorgaande volgt dat het college tevergeefs betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bezwaar van [wederpartij] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat aan [vergunninghouder], vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, van rechtswege een bouwvergunning is verleend en het bezwaarschrift na afloop van de termijn is ingediend. Nu het bouwplan, anders dan het college meent, in strijd is met het bestemmingsplan, is de in artikel 46, eerste lid, van de Woningwet gestelde beslistermijn hier niet van toepassing.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Schouwen-Duiveland aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
412.