200802751/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid M.A. Realistic Estate B.V., gevestigd te Cruquius,
gemeente Haarlemmermeer,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2008 in zaken nrs. 06/5323 en 07/339 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum.
Bij besluit van 26 september 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) het door M.A. Realistic Estate B.V. (hierna: Realistic Estate) gemaakte bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar brief van 29 mei 2006 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het dagelijks bestuur het door Realistic Estate gemaakte bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar brief van 21 juli 2006 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) de door Realistic Estate tegen de besluiten van 26 september 2006 en 12 december 2006 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Realistic Estate bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 april 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld ter zitting van 22 januari 2009.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
2.2. Realistic Estate betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur haar bezwaar bij besluit van 18 september 2006 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat haar brief van 29 mei 2006 een verzoek om vrijstelling inhoudt.
2.2.1. Bij brief van 29 mei 2006 heeft P. Nicolaï namens Realistic Estate aan het dagelijks bestuur, voor zover thans van belang, het volgende geschreven:
"Hotel Maas had 29 hotelkamers, die nu dus niet langer meer worden geëxploiteerd.
Dit gegeven levert een nieuw feit op dat aanleiding vormt voor cliënte om hierbij opnieuw om de beoogde wijziging c.q. vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan te verzoeken teneinde het pand naast haar hotel als uitbreiding bij haar hotel te kunnen betrekken.
Alle tekeningen en gegevens berusten al bij de gemeente in het kader van de eerder gevoerde procedure.
Gaarne ontvang ik zo spoedig mogelijk bericht of het bestuur in beginsel aan inwilliging van het verzoek zal medewerken."
2.2.2. De rechtbank heeft, gelet op het slot van de brief van 29 mei 2006, waarin het bestuur wordt gevraagd om in beginsel aan het verzoek mee te werken, terecht overwogen dat het dagelijks bestuur deze brief terecht niet heeft opgevat als een verzoek om een besluit te nemen. De brief van 29 mei 2006 is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Hetgeen Realistic Estate bij brief van 21 juli 2006 heeft medegedeeld, is niet van belang voor de vraag of de brief van 29 mei 2006 als aanvraag kan worden beschouwd.
Het dagelijks bestuur heeft het door Realistic Estate tegen het niet tijdig nemen van een besluit gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Realistic Estate betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur haar bezwaren bij besluit van 12 december 2006 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat haar brief van 21 juli 2006 een verzoek om vrijstelling inhoudt.
2.3.1. Bij brief van 21 juli 2006 heeft P. Nicolaï namens Realistic Estate aan het dagelijks bestuur, voor zover thans van belang, het volgende geschreven:
"Op 29 mei 2006 is verzocht om vrijstelling van het bestemmingsplan (zie bijlage).
Hierbij wordt tegen het niet tijdig beslissen bezwaar gemaakt. Volgens de wettelijke termijn had al moeten zijn beslist."
2.3.2. Deze brief kan niet worden aangemerkt als een verzoek om vrijstelling te verlenen en aldus een besluit te nemen, maar als een bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de brief van 29 mei 2006. Daarom kan deze brief in zoverre niet worden beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
Het dagelijks bestuur heeft het door Realistic Estate tegen het niet tijdig nemen van een besluit gemaakte bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009