ECLI:NL:RVS:2009:BH1879

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802745/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor beschadigen van dassenverblijven door Sigrano Nederland BV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de stichting Stichting Dassenwerkgroep Limburg en de stichting Stichting Behoud Brunssummerheide bezwaar maakten tegen de ontheffing die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Sigrano Nederland BV had verleend. Deze ontheffing betrof het verbod op het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of verblijfplaatsen van de das, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet. De minister had op 29 juni 2006 aan Sigrano ontheffing verleend, met als doel verdere ontgronding van de groeve van Sigrano te Heerlen mogelijk te maken. De Dassenwerkgroep e.a. stelden dat de minister ten onrechte het bezwaar ongegrond had verklaard en dat de rechtbank de rapporten van Groen-planning en Bureau Waardenburg niet in twijfel had getrokken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 februari 2009 behandeld en geoordeeld dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontheffing geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de dassenpopulatie. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Dassenwerkgroep e.a. niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de rapporten onjuist waren. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

200802745/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Dassenwerkgroep Limburg, gevestigd te Margraten, en de stichting Stichting Behoud Brunssummerheide, gevestigd te Landgraaf,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/628 van de rechtbank Maastricht van 5 maart 2008 in het geding tussen:
de stichting Stichting Dassenwerkgroep Limburg en de stichting Stichting Behoud Brunssummerheide
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) aan Sigrano Nederland BV (hierna: Sigrano) ontheffing verleend van het verbod op het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de das.
Bij besluit verzonden op 21 maart 2007 heeft de minister het door de stichting Stichting Dassenwerkgroep Limburg en stichting Stichting Behoud Brunssummerheide (hierna: de Dassenwerkgroep e.a.) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door de Dassenwerkgroep e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de Dassenwerkgroep e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Sigrano een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2008, waar de Dassenwerkgroep e.a., vertegenwoordigd door [voorzitter] van de Dassenwerkgroep, en de minister, vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens en S. Hunnink, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Sigrano, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, als belanghebbende verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Ingevolge artikel 75, derde lid, voor zover thans van belang, kan onze minister ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 11.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover van thans van belang, worden vrijstellingen en ontheffingen slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Ingevolge het zesde lid, aanhef en onder c, voor zover thans van belang, wordt voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beschermde inheemse dier- of plantensoorten vrijstelling of ontheffing slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zijn als beschermde inheemse dier- en plantensoorten als bedoeld in artikel 75, vijfde (lees: zesde) lid, van de wet aangewezen de dier- en plantensoorten, genoemd in bijlage 1 bij dit besluit.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder j, zijn als andere belangen als bedoeld in artikel 75, vijfde (lees: zesde) lid, onderdeel c, van de wet aangewezen de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
Ingevolge Bijlage 1 als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, is de das aangewezen als beschermde inheemse diersoort.
2.2. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de statutaire doelen van de stichting Stichting Behoud Brunssummerheide niet zo veelomvattend dat deze onvoldoende onderscheidend zijn om op grond daarvan te kunnen oordelen dat de belangen van de stichting Stichting Behoud Brunsummerheide niet rechtstreeks zijn betrokken bij het bestreden besluit. Anders dan de minister betoogt, is de stichting Stichting Behoud Brunssummerheide in deze procedure derhalve terecht als belanghebbende aangemerkt.
2.3. De minister heeft aan Sigrano, met het oog op een verdere ontgronding van de groeve van Sigrano te Heerlen, een ontheffing als bedoeld in artikel 75, derde lid, van de Ffw verleend. De minister heeft aan de verlening van deze ontheffing ten grondslag gelegd dat de door Sigrano voorgestelde maatregelen ter compensatie van de afname van het leefgebied van de das voldoende zijn. De gunstige staat van instandhouding van de das komt niet in gevaar, mits Sigrano de in het besluit van 29 juni 2006 omschreven compensatiemaatregelen uitvoert en de overige in de ontheffing opgelegde voorwaarden in acht neemt, aldus de minister.
2.4. De Dassenwerkgroep e.a. betogen dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de rapporten van Groen-planning Maastricht BV (hierna: Groen-planning) en Bureau Waardenburg BV (hierna: Waardenburg) alsmede het advies van de Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG) aan de minister van 29 juni 2007 in twijfel te trekken.
De Dassenwerkgroep e.a. stellen zich op het standpunt dat de berekeningen die ten grondslag liggen aan de compensatiemaatregelen die in de verleende ontheffing als voorwaarden zijn opgelegd, volgens een onjuiste methode zijn verricht. Voor de berekening van de omvang en aard van de compensatie is door Groen-planning gebruik gemaakt van een door drs. G. Hoogerwerf in het kader van de aanleg van de A73 ontwikkelde methode (hierna: de methode Hoogerwerf). Volgens de Dassenwerkgroep e.a. leidt toepassing van die methode tot niet effectieve, onvoldoende en in hun uitwerking te trage compenserende en mitigerende maatregelen. De Dassenwerkgroep e.a. voeren in dat verband aan dat de DLG niet heeft onderzocht of de methode Hoogerwerf, ontwikkeld voor het Maasdal, ook een adequate berekeningsgrondslag biedt voor de gevolgen van verdere ontgronding aan de rand van de Brunssummerheide.
2.4.1. Ingevolge artikel 75, vijfde lid, van de Ffw diende bij de beoordeling van de aanvraag om ontheffing te worden vastgesteld of de voorgestelde compensatie geschikt is om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de das. De Afdeling volgt de rechtbank in haar overweging dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag om een ontheffing terecht de situatie ten tijde van de aanvraag als uitgangspunt heeft genomen. Het betoog van de Dassenwerkgroep e.a. dat de dassenpopulatie dan wel het foerageergebied voor de dassenpopulatie op enig moment voorafgaande aan de aanvraag om een ontheffing substantieel groter zou zijn geweest, slaagt daarom niet.
2.4.2. Sigrano heeft bij haar aanvraag om ontheffing op grond van de Ffw twee rapporten van Groen-planning overgelegd.
Volgens het rapport "Compensatie- en mitigatiemaatregelen tbv de Das Groeve Sigrano" van 17 mei 2006 (hierna: het rapport Compensatie) wordt met de methode Hoogerwerf het leefgebied van de das bepaald aan de hand van vier concentrische schillen rond de dassenburcht. Het preferente leefgebied bestrijkt volgens deze methode een straal van 500 meter rondom de burcht en het foerageergebied bestrijkt een straal van 500 - 800 meter rondom de burcht. Groen-planning heeft blijkens het rapport Compensatie veldonderzoek verricht naar de locaties van de dassenburchten en het foerageergebied en vervolgens met behulp van de methode Hoogerwerf berekend dat door de ontgronding 16,9 hectare preferent leefgebied van de dassenpopulatie dient te worden gecompenseerd. Vervolgens heeft Groen-planning aan de hand van kwaliteitsfactoren die zijn toegekend aan de onderscheiden foerageergebieden van de das, als compensatie voor het verlies van 16,9 hectare akkerland als gevolg van de ontgronding, voorgesteld om in de nabijheid van de hoofdburcht zorg te dragen voor 4,4 hectare optimaal leefgebied met een hoge kwaliteitsfactor voor de dassen in het gebied.
De Afdeling acht het niet onjuist dat de minister in dit geval voor de beoordeling van de mate van compensatie de methode Hoogerwerf als uitgangspunt voor het bepalen van het leefgebied van de dassenpopulatie heeft geaccepteerd. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat deze methode bij een eerder grootschalig project met succes is gebruikt als leidraad voor compensatie en mitigatie. De minister heeft hiertoe ter zitting bij de Afdeling bevestigd dat de kenmerken van het gebied waar de methode Hoogerwerf eerder is toegepast vergelijkbaar zijn met de kenmerken van het gebied rond de Sigranogroeve.
Ten aanzien van de stelling van de Dassenwerkgroep e.a. dat het leef- en foerageergebied van de das zich in dit geval niet bevindt in een cirkel rondom de hoofdburcht, maar dat de dassen in een gebied foerageren dat ten zuiden en ten zuidoosten van de Brunssummerheide is gelegen en zij derhalve foerageren binnen het concessiegebied, wordt als volgt overwogen. Volgens het rapport Compensatie, alsook de daaropvolgende rapporten van Waardenburg van 25 september 2006 en 12 juni 2007 en het onderzoek van DLG, zijn geen overtuigende aanwijzingen aangetroffen dat de dassenpopulatie daadwerkelijk binnen het concessiegebied van Sigrano foerageert. Hiertoe is meermalen veldonderzoek verricht. Volgens het rapport Compensatie is het gebied binnen de afrastering, alwaar de ontgronding plaats zal gaan vinden, niettemin zekerheidshalve meegenomen in de berekening van het te compenseren gebied.
De minister heeft zich naar het oordeel van de Afdeling voldoende vergewist van de zorgvuldigheid van het door Groen-planning verrichte onderzoek en de daarop gebaseerde en aan de ontheffing ten grondslag gelegde rapporten van Groen-planning. Derhalve was het aan de Dassenwerkgroep e.a, voor zover zij de juistheid van deze rapporten betwisten, om aannemelijk te maken dat deze rapporten onjuist zijn. De Dassenwerkgroep e.a. hebben hiertoe onvoldoende concrete en specifiek op het gebied rond de Sigranogroeve betrekking hebbende recente objectieve onderzoeksgegevens overgelegd, waaruit zou kunnen blijken dat het leefgebied van de dassenpopulatie met behulp van de methode Hoogerwerf op onjuiste wijze is vastgesteld en daardoor onvoldoende leefgebied van de dassenpopulatie zou worden gecompenseerd. In het midden kan blijven of de dassen al dan niet foerageren in het aldus berekende, te compenseren leefgebied voor zover gelegen binnen de afrastering, aangezien dit deel van het te compenseren gebied zekerheidshalve is betrokken in de berekening. In genoemde rapporten van Waardenburg is gemotiveerd uiteengezet dat, indien de daarin voorgestelde, in het besluit van 29 juni 2006 overgenomen maatregelen worden genomen, de gunstige staat van de instandhouding van de dassenpopulatie niet in geding is. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de minister de uitkomsten van de rapporten van Groen-planning en Waardenburg en de adviezen van DLG aan de besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. Het betoog van de Dassenwerkgroep e.a. faalt.
2.5. De Dassenwerkgroep e.a. betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte het rapport van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB) van 31 oktober 2007 zonder motivering ter zijde heeft geschoven. Uit dit rapport volgt dat de maatregelen ter compensatie van het leefgebied van de das niet op korte termijn zullen fungeren als foerageergebied, nu de aanplant nog niet volledig tot ontwikkeling is gekomen.
2.5.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen doorslaggevende betekenis behoefde te worden toegekend aan het rapport van StAB. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat dit rapport in het kader van een andere procedure is opgesteld, waarin met name de hydrologische gevolgen van de ontgronding en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de natuurwaarden van de Brunssummerheide aan de orde waren. Voorts wordt van belang geacht dat uit het rapport van StAB volgt dat de opsteller de voorzitter van de Dassenwerkgroep telefonisch heeft benaderd voor informatie over de omvang van de dassenpopulatie en het leefgebied van deze populatie in en om het concessiegebied. Deze informatie heeft de opsteller van het rapport als uitgangspunt gebruikt voor zijn beoordeling. De opsteller van het rapport heeft niet zelfstandig veldonderzoek verricht naar de dassenpopulatie en het leefgebied van de dassen in het gebied.
Voor het standpunt van de minister dat voldoende kwalitatieve compensatie wordt geboden en de optimalisering van de compensatie als foerageergebied voor de das gelijk op loopt met de stapsgewijze vermindering van de 16,9 hectare potentieel foerageergebied, is voldoende steun te vinden in de rapporten die ten grondslag hebben gelegen aan de ontheffingverlening en de later opgestelde rapporten van Waardenburg, alsmede de adviezen van DLG. Het betoog slaagt niet.
2.6. Gelet op bovenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de verleende ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de dassenpopulatie in het gebied.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
97-581.