200803354/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 maart 2008 in zaak nr. 06/3295 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Boxtel.
Bij besluit van 8 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxtel (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] aanlegvergunning te verlenen voor het egaliseren, aanleggen en verharden van paden ten behoeve van een containerveld op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 juni 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2008, verzonden op 26 maart 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa, en het college, vertegenwoordigd door M.W.C. Heesbeen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De oppervlakte van de te verharden en aan te leggen paden bedraagt circa 1700 m². De paden zijn opgebouwd uit een beton element van 100 mm dik en een draagkrachtige zandlaag van 50 mm dik.
2.2. In bezwaar heeft [appellant] het advies "Advies waterplantenfilter" van 3 november 2005 overgelegd. Het "Advies waterplantenfilter" bevat het plan om op een gedeelte van het betreffende perceel, gelegen tussen het containerveld en de beek de Kleine Aa, een bassin aan te leggen waarmee het beregeningswater dat wordt gebruikt voor de teelt op het containerveld op een natuurlijke wijze wordt gereinigd van algen, wortelrotschimmels en nutriënten (met name nitraten en fosfaten). Tevens voorziet het plan in een kikkerpoel en houtwal.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college gehouden was de gevraagde aanlegvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied 1994" te weigeren. Daartoe voert hij aan dat het plan omschreven in het advies "Advies waterplantenfilter" een belangrijke rol speelt bij de versterking en/of ontwikkeling van de natuurwaarde.
2.3.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2.3.2. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, verzet artikel 7:11, eerste lid, van de Awb zich ertegen dat het advies "Advies waterplantenfilter" bij het besluit op bezwaar wordt betrokken. Weliswaar dient het besluit op bezwaar te worden genomen met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de heroverweging, maar dit neemt niet weg dat het besluit op bezwaar nog wel moet zijn te beschouwen als de resultaat van de heroverweging van het besluit in primo. Het college heeft het in bezwaar overgelegde advies "Advies waterfilter" terecht aangemerkt als een aanvulling van de aanvraag en dit bij het nemen van het besluit op bezwaar terecht buiten beschouwing gelaten.
Voor zover het college bij besluit van 8 juni 2006 op de aanvraag, zoals gewijzigd door het in bezwaar overgelegde advies, heeft beslist, betreft het een besluit in primo. Het beroepschrift van [appellant] van 15 juli 2006 richt zich tegen het besluit van 8 juni 2006, voor zover daarbij op de gewijzigde aanvraag is beslist. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb diende [appellant], alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken. De rechtbank heeft het door [appellant] ingediende beroepschrift dan ook ten onrechte niet op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift doorgezonden aan het college.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaren en het beroepschrift als bezwaarschrift doorzenden aan het college.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
2.6. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 maart 2008 in zaak nr. 06/3295;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxtel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Boxtel aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009