ECLI:NL:RVS:2009:BH1870

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802912/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor gedeeltelijke vergroting van een woning te Oisterwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, die op 8 april 2008 het beroep van [appellant] tegen de bouwvergunning van het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk ongegrond verklaarde. De bouwvergunning, verleend op 19 december 2006, betrof de gedeeltelijke vergroting van een woning op een perceel te Oisterwijk. [Appellant] stelde dat er in afwijking van de verleende vergunning werd gebouwd en dat dit de bereikbaarheid van zijn bedrijf ernstig belemmerde, aangezien er een erfdienstbaarheid op het perceel rustte.

De Raad van State overwoog dat de kwestie van handhaving niet aan de orde kon komen in de procedure tot het verlenen van de bouwvergunning. [Appellant] werd geadviseerd om een verzoek om handhaving in te dienen bij het college. Daarnaast werd vastgesteld dat de bouwvergunning, gelet op artikel 44 van de Woningwet, niet kon worden geweigerd op basis van de gestelde inbreuk op de erfdienstbaarheid.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 4 februari 2009.

Uitspraak

200802912/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 8 april 2008 in zaak nrs. 07/2548 en 07/2148 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van een woning op het perceel [locatie] te Oisterwijk.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 april 2008.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar [appellant] is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat in afwijking van de op 19 december 2006 verleende bouwvergunning wordt gebouwd en dat het college daartegen moet optreden. Verder betoogt [appellant] dat het bouwplan mede betrekking heeft op een stuk grond waar een erfdienstbaarheid op rust ten behoeve van de bereikbaarheid van zijn bedrijf. De bereikbaarheid en de bedrijfsvoering worden door het bouwplan en de uitgevoerde werkzaamheden ernstig belemmerd, aldus [appellant].
2.2. Voor zover wordt gebouwd in afwijking van de bouwvergunning betreft dit een kwestie van handhaving en kan dit in de procedure tot het verlenen van een bouwvergunning niet aan de orde komen. Dit kan dan ook niet leiden tot een vernietiging van de uitspraak van de voorzieningenrechter. Desgewenst kan [appellant] een verzoek om handhaving bij het college indienen.
Voor zover de verleende bouwvergunning tot gevolg heeft dat inbreuk wordt gemaakt op de erfdienstbaarheid en daardoor de bedrijfsvoering en de bereikbaarheid van het bedrijf van [appellant] worden belemmerd, betreft dit, gelet op artikel 44 van de Woningwet, geen omstandigheid op grond waarvan de bouwvergunning kan worden geweigerd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
190-552.