ECLI:NL:RVS:2009:BH1863

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801960/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening revisievergunning voor vleeskuikenhouderij door college van burgemeester en wethouders van Hardenberg

Op 4 februari 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de stichting Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: Stichting ROM) en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. De zaak betreft de verlening van een revisievergunning voor een vleeskuikenhouderij aan [vergunninghoudster] op een locatie in [plaats]. Het college had op 29 januari 2008 de vergunning verleend, welke op 7 februari 2008 ter inzage werd gelegd. Stichting ROM heeft op 18 maart 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij de gronden van het beroep op 16 april 2008 zijn aangevuld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 13 januari 2009 ter zitting behandeld.

De Afdeling overweegt dat Stichting ROM geen zienswijzen heeft ingediend over het ontwerpbesluit van 31 oktober 2007, wat volgens het college leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Stichting ROM betoogt echter dat haar beroep ontvankelijk is, omdat zij eerder zienswijzen had ingediend over een eerder ontwerpbesluit. De Afdeling stelt vast dat op de voorbereiding van de beschikking de regels van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn. Volgens artikel 6:13 van deze wet kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht.

De Afdeling concludeert dat Stichting ROM niet binnen de gestelde termijn zienswijzen heeft ingediend en dat er geen omstandigheden zijn die dit zouden rechtvaardigen. Daarom verklaart de Afdeling het beroep van Stichting ROM niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 4 februari 2009.

Uitspraak

200801960/1.
Datum uitspraak: 4 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu, gevestigd te Hengelo,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een vleeskuikenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 7 februari 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: Stichting ROM) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door L. Brondijk en A.J. Schuurman, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [vergunninghoudster] heeft een aanvraag, bij het college binnengekomen op 20 februari 2006, om een revisievergunning ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college op 20 juli 2006 een ontwerpbesluit opgesteld. Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft het college de gevraagde vergunning verleend. Bij uitspraak van 30 mei 2007, in zaak nr.
200608972/1heeft de Afdeling het hiertegen door onder meer Stichting ROM ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 oktober 2006 vernietigd.
Het college heeft op 31 oktober 2007 een nieuw ontwerpbesluit opgesteld. Dit besluit is op 8 november 2007 ter inzage gelegd. Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college wederom vergunning verleend.
2.2. Het college betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat Stichting ROM geen zienswijzen over het ontwerpbesluit van 31 oktober 2007 naar voren heeft gebracht.
2.2.1. Stichting ROM stelt zich op het standpunt dat haar beroep, nu zij reeds zienswijzen over het ontwerpbesluit van 20 juli 2006 naar voren heeft gebracht, ontvankelijk is.
2.2.2. Ingevolge artikel 8.6 van de Wet milieubeheer is op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
2.2.3. In geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter staat het aan het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opnieuw te doorlopen.
Het college heeft op 31 oktober 2007, naar aanleiding van voornoemde uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2007, een ontwerpbesluit opgesteld en dit op 8 november 2007 ter inzage gelegd. Het college heeft er daarmee voor gekozen de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opnieuw te doorlopen. Gelet hierop had het op de weg van Stichting ROM gelegen opnieuw zienswijzen naar voren te brengen. Niet in geschil is dat Stichting ROM over het ontwerpbesluit van 31 oktober 2007 geen zienswijzen naar voren heeft gebracht binnen de termijn van artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan Stichting ROM dit redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van Stichting ROM niet-ontvankelijk is.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009
373-578.