In deze zaak heeft de Raad van State op 14 januari 2009 uitspraak gedaan over het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Het college had op 8 oktober 2007 het verzoek van appellanten om bestuurlijke handhavingsmaatregelen ten aanzien van de openbare scholengemeenschap Erasmus afgewezen. Appellanten voerden aan dat er sprake was van geluidsoverlast en rondvliegende speelballen als gevolg van het gebruik van een verhard sportveld door de scholengemeenschap. Ze stelden dat de geluidgrenswaarden, zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit, werden overschreden en dat het college had moeten optreden om deze overlast te bestrijden.
Het college verdedigde zich door te stellen dat de geluidgrenswaarden niet werden overschreden en dat er geen grondslag was voor handhaving met betrekking tot de rondvliegende ballen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak had eerder al in een voorlopige voorziening geoordeeld dat het college zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat het niet bevoegd was om handhavend op te treden.
De Raad van State oordeelde dat het beroep van appellanten ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke grondslag voor handhaving en de rol van het college in het waarborgen van de naleving van milieuregels.