ECLI:NL:RVS:2009:BG9787

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802597/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda inzake reclamevergunning voor tankstation in Waalwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 3 maart 2008 het besluit van het college om een reclamevergunning te verlenen voor het wijzigen van reclamevoering op een onroerende zaak in Waalwijk vernietigd. Het college had op 17 juli 2007 een vergunning verleend voor het wijzigen van de reclamevoering, maar de rechtbank oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld bij het opstellen van het welstandsadvies. De rechtbank stelde vast dat het college de reclame-uitingen niet in relatie tot de omgeving had beoordeeld en dat de vergunde reclame mogelijk verwarring kon veroorzaken met verkeersborden.

Tijdens de zitting op 15 december 2008 werd het hoger beroep behandeld. Het college betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de gemachtigde van de wederpartij geen beroepsmatige rechtsbijstand verleende, maar de rechtbank oordeelde dat de gemachtigde, die de schoondochter van de wederpartij was, niet als derde beroepsmatig kon worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de proceskostenveroordeling onterecht was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank wat betreft de proceskostenveroordeling. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak van de Raad van State en de overwegingen van de rechtbank waartegen het college niet was opgekomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 januari 2009.

Uitspraak

200802597/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 maart 2008 in zaak nr. 07/4672 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college) [verguninghouder] een reclamevergunning verleend voor het wijzigen van reclamevoering op of aan de onroerende zaak gelegen op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 17 september 2007 heeft het college het door
[wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2008, waar het college, vertegenwoordigd door J.A.F. Herwijnen, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Anders dan [wederpartij] in zijn verweerschrift betoogt bestaat geen grond voor het oordeel dat het college geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep aangezien de rechtbank het besluit van 17 september 2007 heeft vernietigd en het college bovendien gehouden is overeenkomstig die uitspraak een nieuw besluit te nemen, als die uitspraak in stand blijft.
2.2. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover thans van belang, is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten, die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij die rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat ter zitting [gemachtigde] als professioneel gemachtigde is verschenen en heeft overeenkomstig het Besluit 1 punt (€ 322,00) toegekend.
2.4. Het college betoogt dat het ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. In dat verband betoogt het college dat [wederpartij] ter zitting van de rechtbank niet is vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend, maar door zijn schoondochter.
2.4.1. De in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit bedoelde kostenveroordeling kan uitsluitend betrekking hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu vast staat dat [gemachtigde] de schoondochter van [wederpartij] is kan niet worden gesproken van verleende rechtsbijstand in deze zin. De grondslag van de rechtsbijstand is veeleer gelegen in de familierelatie tussen [wederpartij] en zijn gemachtigde. De rechtbank heeft [gemachtigde] in de onderhavige kwestie dan ook ten onrechte aangemerkt als een derde die beroepsmatig rechtbijstand verleent.
Het betoog slaagt.
2.5. Ingevolge artikel 4.4.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening is het verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren (…), die zichtbaar is vanaf de weg.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder a, kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder b, kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd in het belang van de verkeersveiligheid.
2.6. De rechtbank heeft overwogen dat het college het uitgebrachte welstandsadvies niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen omdat het op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, aangezien de kwaliteitscommissie de reclame-uitingen niet in relatie tot de omgeving heeft bezien. Voorts is niet aannemelijk dat de kwaliteitscommissie de verlichte reclame-uitingen op adequate wijze in de beoordeling heeft betrokken omdat onduidelijk is, welke verlichte reclame-uitingen zijn aangevraagd en vergund, aldus de rechtbank.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat het vergunde reclamebord met de kleuren blauw en wit en dat pijlen bevat overeenkomsten vertoont met verkeersbord "C3 eenrichtingsweg" als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank heeft overwogen dat het college, gelet op het feit dat de afstand tussen het reclame- en verkeersbord minder dan twee meter bedraagt, niet heeft kunnen volstaan met de enkele stelling dat deze situatie niet verkeersonveilig is. Het bestreden besluit is derhalve niet zorgvuldig tot stand gekomen, aldus de rechtbank.
2.7. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat onduidelijk is welke verlichte reclame-uitingen zijn aangevraagd en vergund. In dat verband betoogt het college dat uit de aanvraag blijkt dat vergunning is aangevraagd voor het teken boven het prijzenbord.
2.7.1. Uit de aanvraag, die deel uitmaakt van het besluit van 17 juli 2007, blijkt dat slechts de sign (uithangbord) met het prijzenbord door TL-lampen zal worden verlicht. Uit de bij de aanvraag behorende tekening, die eveneens deel uitmaakt van het bij de rechtbank bestreden besluit, blijkt dat het tankstation twee signs kent, maar dat slechts de sign die wordt omgekleurd van het merk Total naar het merk Avia een prijzenbord heeft. Deze sign is op de tekening met nummer 10 aangeduid. Gelet daarop is duidelijk op welke verlichte reclame-uitingen de aanvraag en het bij de rechtbank bestreden besluit zien. Het betoog slaagt maar kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak omdat de rechtbank het bij haar bestreden besluit mede op andere gronden heeft vernietigd en het college tegen die andere gronden in hoger beroep niet is opgekomen.
2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd wat betreft de veroordeling van het college in de proceskosten. Het college dient een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de uitspraak van de rechtbank, voor zover het betreft de overwegingen van de rechtbank, waartegen het college niet is opgekomen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 maart 2008 in zaak nr. 07/4672 wat betreft de veroordeling van het college in de proceskosten.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W. van den Brink, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Graat
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2009
307.