200803096/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Afdeling De Bollenstreek van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, gevestigd te Voorhout,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 maart 2008 in zaak nr. 07/354 in het geding tussen:
de vereniging Afdeling De Bollenstreek van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout.
Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout (hierna: het college) het verzoek van de vereniging Afdeling De Bollenstreek van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland (hierna: KHN), voor zover thans van belang, om handhavend op te treden tegen het op 13 mei 2006 te houden 'knalfeest' en alle andere openbaar toegankelijke feesten van Stichting Wassenaar in De Duinpan aan de Sportlaan 34 te De Zilk (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft het college het verzoek van
KHN om handhavend op te treden tegen de op 21, 28 en 29 oktober 2006 te houden openbaar toegankelijke feesten van Stichting Wassenaar in
De Duinpan op het perceel afgewezen.
Bij besluit van 23 november 2006 heeft het college het door KHN gemaakte bezwaar tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 maart 2008, verzonden op 20 maart 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door KHN ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft KHN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2008, waar KHN, vertegenwoordigd door drs. M.D. van Ewijk van de Stichting Bevordering Eerlijke Mededinging horeca-activiteiten, en het college, vertegenwoordigd door E. van Dijck, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Stichting Wassenaar, vertegenwoordigd door A.J. van Kampen en C. Klein, als belanghebbende gehoord.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Dorp De Zilk" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)".
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden (M), voor zover thans van belang, bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge artikel 1, onder 16, wordt onder maatschappelijke voorzieningen verstaan: overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs en het openbaar nut en daarmee gelijk te stellen instellingen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
2.2. Het hoger beroep beperkt zich tot de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de enkele keren per jaar in De Duinpan georganiseerde openbaar toegankelijke feesten niet in strijd zijn met de op het perceel rustende bestemming, zodat het college terecht geen grond heeft gezien om (preventief) handhavend op te treden. Volgens KHN heeft de rechtbank niet onderkend dat voormelde feesten niet onder het begrip 'cultuur' als bedoeld in artikel 1, onder 16, van de planvoorschriften kunnen worden begrepen.
2.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat Stichting Wassenaar voornemens is om maximaal zes keer per jaar openbaar toegankelijke feesten op het perceel te organiseren. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, hebben deze activiteiten niet een zodanig incidenteel karakter dat zij reeds hierom geen strijd met het bestemmingsplan opleveren. Voor de beantwoording van de vraag of voormelde feesten in strijd zijn met de op het perceel rustende bestemming, is van belang of zij als een maatschappelijke voorziening kunnen worden aangemerkt. Uit de bewoordingen van artikel 1, onder 16, van de planvoorschriften volgt dat de opsomming van de daar genoemde maatschappelijke voorzieningen limitatief is. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar van 23 november 2006 op het standpunt gesteld dat voormelde feesten onder het begrip 'cultuur' kunnen worden geschaard. Bij gebreke van een begripsomschrijving in de planvoorschriften, heeft het college voor de uitleg van dit begrip aansluiting gezocht bij de context waarbinnen dit begrip is geplaatst. Binnen de context van 'maatschappelijke voorzieningen', heeft het college gekozen voor een ruime uitleg van het begrip 'cultuur' en voormelde feesten daaronder begrepen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college dit niet in redelijkheid heeft kunnen doen. Nu geen sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik, heeft het college terecht geen grond gezien om (preventief) handhavend op te treden tegen voormelde feesten. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4. Het betoog van KHN dat de rechtbank niet heeft onderkend dat aan het bestemmingsplan geen praktische betekenis meer toekomt indien het college en Stichting Wassenaar schriftelijk overeenkomen hoeveel openbaar toegankelijke feesten per jaar maximaal georganiseerd mogen worden, faalt. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, realiseert het zich dat niet alle feesten onder het begrip 'cultuur' kunnen worden begrepen. Met de overeenkomst wordt beoogd te verzekeren dat het college tijdig op de hoogte wordt gesteld van voorgenomen feesten. Bij elk voorgenomen feest zal het college toetsen of dat betreffende feest past binnen de op het perceel rustende bestemming. Voor het oordeel dat voormelde overeenkomst tot gevolg heeft dat aan het bestemmingsplan geen betekenis meer toekomt, bestaat dan ook geen grond.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Huijben
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2009