200803290/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Top Gable Beheer B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2008 in zaken nrs. 07/1400 en 07/2825 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Top Gable Beheer B.V.
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 29 juli 2004 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud Zuid van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan Top Gable Beheer B.V. (hierna: Top Gable) vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van de dakkapellen aan de achterzijde ter hoogte van de zolderverdieping en het maken van een dakterras met bijbehorende hekwerken op het achterdakvlak van de gebouwen Beethovenstraat 48 en 50 te Amsterdam.
Bij besluit van 2 juli 2007 heeft het dagelijks bestuur het door Top Gable daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 maart 2008, verzonden op 25 maart 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door Top Gable daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Top Gable bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juni 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 12 september 2008 heeft het dagelijks bestuur het door Top Gable tegen het besluit van 29 juli 2004 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 27 oktober 2008, heeft Top Gable beroep ingesteld tegen het besluit van 12 september 2008.
De rechtbank heeft dit beroep ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling.
Top Gable heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2008, waar Top Gable, vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, vergezeld door B. van Velzen, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G. van der Kuil, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Top Gable beoogt met het door haar ingestelde hoger beroep een verdergaande vernietiging van het besluit van 2 juli 2007 te bewerkstelligen. Zij betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 21 van de planvoorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daartoe voert zij aan dat het in die bepaling gebruikte begrip "architectonische eenheid" betrekking heeft op de straatwanden en de koppen van bouwblokken en niet op de, vanaf de straat niet zichtbare, achterzijde van gebouwen. Voorts voert zij aan dat hier sprake is van een welstandsnorm die niet in een bestemmingsplan thuishoort.
2.1.1. De gronden waarop het bouwplan is voorzien, maken deel uit van het bestemmingsplan "Stadion- en Beethovenbuurt 1996" (hierna: het bestemmingsplan).
Voor zover thans van belang is ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b.3, van de planvoorschriften, bebouwing, met uitzondering van interne verbouwingen, slechts toegestaan indien deze in samenhang wordt ontworpen en gerealiseerd binnen een op kaart IB aangegeven architectonische en stedenbouwkundige eenheid (hierna: architectonische eenheid).
Ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b.7, is de onder b.3 voorgeschreven samenhang tussen bebouwing van tegenover elkaar liggende straatwanden slechts van toepassing voor zover het aanpassingen aan de voorgevel, met inbegrip van het dakaanzicht, betreffen.
2.1.2. Voor het oordeel dat artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b.3, van de planvoorschriften mede gelet op het bepaalde onder b.7 uitsluitend betrekking heeft op de straatwanden en de koppen van bouwblokken en mitsdien op de voorzijde van gebouwen heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden. Volgens de plantoelichting heeft deze bepaling ten doel dat bouwen binnen een als architectonische eenheid gedefinieerd gebied niet als op zichzelf staande bouwactiviteiten worden gezien. Voorts volgt uit de plantoelichting dat ook bouwactiviteiten aan de tuinzijde binnen een architectonische eenheid samenhang dienen te vertonen. Het bepaalde in onderdeel b.7 behelst derhalve slechts een verbijzondering van de vereiste samenhang indien het gaat om tegenover elkaar liggende straatwanden en geen algemeen geldende inperking van het in onderdeel b.3 gestelde vereiste. De bewoordingen van beide onderdelen dwingen niet tot een andere uitleg.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in een zaak die betrekking had op een bouwplan voor de achterzijde van een woning in hetzelfde bestemmingsplangebied (uitspraak van 7 november 2001 in zaak nr. 200100237/1; www.rechtspraak.nl) is uit de toelichting bij artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b.3, van de planvoorschriften af te leiden dat met de bewoordingen "in samenhang wordt ontworpen en gerealiseerd" wordt beoogd dat slechts voor de totale architectonische en stedenbouwkundige eenheid bouwaanvragen kunnen worden ingediend. De Afdeling heeft in die uitspraak voorts overwogen dat aan de handhaving van de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied waarin ook dit bouwplan is gesitueerd en waarvoor een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 wordt voorbereid uit een oogpunt van ruimtelijke ordening een zodanig gewicht dient te worden toegekend dat de opneming in het bestemmingsplan van een regeling ter bescherming hiervan gerechtvaardigd is. Van een niet in het bestemmingsplan thuishorende bepaling is, gelet hierop, geen sprake. Dat bedoelde aanwijzing, naar ter zitting is gebleken, tot op heden niet heeft plaatsgevonden, maakt dat niet anders. Nu het bouwplan niet in onderlinge samenhang met de overige panden in architectonische eenheid tot stand is gekomen, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het dagelijks bestuur de bouwvergunning terecht heeft geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan.
2.2. Top Gable betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwovergangsrecht van toepassing is op het onderhavige bouwplan en dat daarom geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
2.3. Ingevolge artikel 24, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften mag bebouwing welke op de eerste dag van de tervisielegging van het ontwerpplan bestond of nadien kan worden gebouwd krachtens een eerder verleende of nog te verlenen bouwvergunning die wat betreft bestemming en/of omvang niet overeenstemt met het plan, tenzij een raadsbesluit tot onteigening is genomen, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits daardoor geen grotere afwijking van het plan ontstaat.
2.4. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het bouwplan valt onder het bouwovergangsrecht, verwoord in artikel 24, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften.
Top Gable is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de in geding zijnde bouw is aan te merken als een gedeeltelijke vernieuwing of verandering. Hierbij is in aanmerking genomen dat in het namens Top Gable gemaakte bezwaar tegen de weigering van de gevraagde bouwvergunning is opgemerkt dat de bestaande dakopbouwen zijn gesloopt, daar deze kuis verrot waren, evenzo de terrassen en de onderliggende teerbedekking. Dat sluit aan bij de ingediende bouwaanvraag, waarbij is opgegeven dat het gaat om het geheel plaatsen en vernieuwen van dakkapellen en terras. Ook in de daaronder geplaatste toelichting is sprake van vernieuwing.
Dat in de offerte en werkomschrijving van 2 oktober 2003 van Bouwbedrijf Midreth B.V. is vermeld dat de daken van de dakkapellen zullen worden onderstempeld, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat niet vaststaat dat feitelijk volgens die omschrijving is gewerkt. De enkele stelling dat dit is gebeurd, is daartoe onvoldoende.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Bij besluit van 12 september 2008 heeft het dagelijks bestuur, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door Top Gable gemaakte bezwaar. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan de bezwaren van Top Gable is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van Top Gable, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
2.7. Bij voormeld besluit heeft het dagelijks bestuur de weigering vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening 1985, gehandhaafd.
Het dagelijks bestuur heeft in dat besluit ter nadere motivering van die weigering gewezen op de door het stadsdeel in 2005 ten behoeve van de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO vastgestelde beleidsregels. Uit die beleidsregels volgt dat bewust is gekozen voor het niet verlenen van medewerking aan individuele bouwplannen in gebieden waar het bestemmingsplan van toepassing is, nu medewerking daaraan zich slecht verdraagt met de kwaliteit en de opzet van die gebieden, waarin de bouwblokken zijn vormgegeven in architectonische eenheden, die in stand dienen te blijven. Het dagelijks bestuur heeft het bouwplan terecht aangemerkt als een grote inbreuk op de door het bestemmingsplan beschermde waarden, nu het geen rekening houdt met de architectonische eenheid, ook al blijft de dakvorm K intact. Hieraan doet niet af dat, naar gesteld, in de omgeving feitelijk geen sprake is van een architectonische eenheid. Door het dagelijks bestuur is ter zitting te kennen gegeven dat in de omgeving mogelijk meer met het bestemmingsplan strijdige dakkapellen zijn opgericht, maar dat daartegen zal worden opgetreden door middel van een gefaseerd handhavingsbeleid. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die het dagelijks bestuur in dit geval aanleiding hadden dienen te geven af te wijken van het door het stadsdeel vastgestelde beleid. Het dagelijks bestuur heeft in dit verband aan het algemene belang bij het behoud van de stedenbouwkundige waarde van de buurt in redelijkheid grotere betekenis mogen toekennen dan aan het belang van Top Gable bij het kunnen realiseren van het bouwplan ter vergroting van het individuele woongenot. Het dagelijks bestuur heeft ter motivering van de weigering medewerking te verlenen aan het bouwplan voorts terecht verwezen naar het welstandsadvies van 13 augustus 2008, waaruit volgt dat het bouwplan bij toetsing aan de Welstandsnota van het Stadsdeel Oud Zuid niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak het dagelijks bestuur geen ruimte bood voor deze nadere belangenafweging, dan wel die afweging daarmee in strijd is, bestaat geen grond. De in het besluit van 12 september 2008 gegeven motivering en de daarbij verrichte belangenafweging zijn niet ondeugdelijk. Gelet op het vorenstaande heeft het college de weigering vrijstelling te verlenen terecht gehandhaafd.
2.8. Het beroep gericht tegen het besluit van 12 september 2008 is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep, gericht tegen het besluit van 12 september 2008, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2009