ECLI:NL:RVS:2008:BG9518
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- Y.M. van Soest-Ahlers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en belangenafweging in het kader van strafrechtelijke detentie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen zijn inbewaringstelling gegrond verklaarde. De vreemdeling was op 9 oktober 2008 in vreemdelingenbewaring gesteld na een strafrechtelijke detentie van zes maanden wegens overtreding van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan de inspanningsverplichting om te voorkomen dat vreemdelingen na hun strafrechtelijke detentie in bewaring worden gesteld. De staatssecretaris ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank de belangenafweging ten onrechte in het voordeel van de vreemdeling had laten uitvallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank onvoldoende betekenis had gehecht aan het gepleegde misdrijf door de vreemdeling en dat de staatssecretaris niet tijdig had gehandeld volgens het VRIS-protocol. De Afdeling concludeerde dat de gronden voor de inbewaringstelling aanwezig waren en dat de belangen van de vreemdeling niet in een redelijke verhouding stonden tot de geschonden belangen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. De Afdeling wees ook het verzoek om schadevergoeding af.