ECLI:NL:RVS:2008:BG9492
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en vaststelling van identiteit, nationaliteit en afkomst van een Somaliër
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, waarin de rechtbank de vreemdeling in vreemdelingenbewaring had gesteld. De vreemdeling had gesteld afkomstig te zijn uit Mogadishu, Somalië, maar had deze afkomst niet met documenten onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn was, omdat de vreemdeling zijn afkomst niet had aangetoond. De staatssecretaris was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de vreemdeling niet uit het zuiden van Somalië kwam. De Raad van State overwoog dat de rechtbank niet had onderkend dat de geloofwaardigheid van de afkomst en het reisverhaal van de vreemdeling beoordeeld moest worden in het kader van een asielaanvraag. De Raad van State oordeelde dat, indien de vreemdeling zijn identiteit, nationaliteit en afkomst had aangetoond, er geen grond voor bewaring zou zijn geweest. Aangezien de vreemdeling zijn afkomst niet had onderbouwd, was er geen reden om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting was. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.