ECLI:NL:RVS:2008:BG8611

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802226/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van bouwvergunning door college van burgemeester en wethouders van Barneveld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 18 februari 2008 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Barneveld had op 7 februari 2007 een besluit genomen waarbij [appellante] werd gelast om de niet vergunde afwijkingen aan een recreatieverblijf ongedaan te maken, onder oplegging van een dwangsom. Dit besluit volgde op een rapport van de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente Barneveld, waarin werd vastgesteld dat de overkapping rondom het recreatieverblijf was voorzien van wanden, wat in strijd was met de verleende bouwvergunning van 4 september 2006. De rechtbank oordeelde dat het college terecht handhavend had opgetreden, omdat de afwijkingen van de bouwvergunning niet konden worden gelegaliseerd en er geen concreet zicht op legalisering bestond.

Tijdens de zitting op 12 december 2008 heeft [appellante] betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat er wel degelijk zicht op legalisering was en dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze argumenten echter verworpen. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de oppervlakte van het recreatieverblijf de maximale oppervlakte van 70 m² overschreed, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat [appellante] was geïnformeerd dat het plaatsen van wanden niet was toegestaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200802226/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats] (Frankrijk),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 18 februari 2008 in zaak nr. 07/3570 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld (hierna: het college) [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast de niet vergunde afwijkingen aan een recreatieverblijf aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) ongedaan te maken.
Bij besluit van 16 juli 2007 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 februari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 22 april 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. P.D. Labee, advocaat te Amersfoort, en het college, vertegenwoordigd door H. Hop en C. Brink, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.2. Blijkens de bouwvergunning van 4 september 2006 is deze verleend voor het verbouwen en uitbreiden van een recreatieverblijf, zoals is aangeven op de overgelegde tekening en beschrijving. Gelet op de bouwtekening en de in de aanvraag gegeven toelichting, is bouwvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van het recreatieverblijf met een open veranda (overkapt terras). Anders dan [appellante] betoogt, volgt uit de bouwvergunning, voor zover daarin is vermeld dat deze is verleend voor het uitbreiden van een recreatieverblijf, niet dat bouwvergunning is verleend voor het plaatsen van wanden om de overkapping.
Volgens een rapport van bevindingen van de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente Barneveld van 28 november 2006 (hierna: het rapport) is de overkapping rondom voorzien van wanden. Aldus is het recreatieverblijf in afwijking van de daarvoor op 4 augustus 2006 verleende bouwvergunning gebouwd, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat concreet zicht op legalisering bestaat. Voor de afwijkingen kan vrijstelling en bouwvergunning worden verleend, aldus [appellante].
2.4.1. Dit betoog faalt. Vast staat dat met de afwijkingen de in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000" vervatte maximale oppervlakte voor recreatieverblijven van 70 m² wordt overschreden. De oppervlakte van het recreatieverblijf, zoals gerealiseerd, bedraagt, naar niet in geschil is, 94,5 m².
Voorts heeft de rechtbank in hetgeen [appellante] in beroep heeft aangevoerd geen grond hoeven zien voor het oordeel dat het standpunt van het college, dat het niet bereid is medewerking te verlenen aan legalisering van de in geding zijnde afwijkingen, maar wenst vast te houden aan zijn op 12 augustus 2001 vastgestelde beleid, inhoudende dat geen vrijstelling wordt verleend voor een overschrijding van de oppervlakte van een recreatiewoning boven 70 m², op voorhand onredelijk is.
2.5. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 16 juli 2007 in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen. Omdat een ambtenaar van de gemeente na constatering dat in afwijking van de daarvoor verleende bouwvergunning werd gebouwd geen bouwstop heeft opgelegd, mocht zij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat van verder handhavend optreden zou worden afgezien, aldus [appellante].
2.5.1. Het betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 augustus 2005 in zaak nr.
200407537/1) is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig, dat het bevoegde bestuursorgaan ter zake mededelingen doet waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Voor de indiening van de bouwaanvraag is aan [appellante] zijdens het college medegedeeld dat het plaatsen van wanden om de overkapping niet is toegestaan. Dit is voorts tijdens de bouw opnieuw aan [appellante] medegedeeld. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk gemaakt dat op enig moment gedurende of na de bouwwerkzaamheden door het college mededelingen zijn gedaan waaraan [appellante] het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat niet handhavend zou worden opgetreden tegen het in afwijking van de bouwvergunning verbouwde recreatieverblijf, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Dat tijdens de bouw geen bouwstop is opgelegd, omdat, zoals door het college ter zitting te kennen is gegeven, de bouw ten tijde van de constatering van de overtreding daarvoor te ver gevorderd was, geeft geen grond voor een ander oordeel.
2.6. [appellante] betoogt eveneens tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college van handhavend optreden had behoren af te zien, omdat dit optreden, gelet op de kosten die zij heeft gemaakt, onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De omstandigheid dat bij de eerste constatering van de overtreding geen bouwstop is opgelegd, maar het college pas na voltooiing van de bouw handhavend heeft opgetreden, betekent niet dat de gevolgen van de overtreding niet meer voor haar rekening komen. Zodra zij op de hoogte was gesteld dat in afwijking van de bouwvergunning werd gebouwd, had [appellante] eigener beweging de bouwwerkzaamheden kunnen staken.
2.7. Voor zover [appellante] voorts in algemene zin naar de overige door haar in beroep aangevoerde beroepsgronden verwijst, is dat evenzeer tevergeefs. De rechtbank heeft deze behandeld en beoordeeld. [appellante] heeft niet betoogd dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank niet juist zijn.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008
17-476.