ECLI:NL:RVS:2008:BG8303

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200800869/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van last opgelegd aan de Eerste Nederlandse Parachutisten Club door het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 december 2007. Appellant sub 1, het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur, heeft op 9 februari 2007 een eerder besluit ingetrokken dat een last oplegde aan appellante sub 2, de Eerste Nederlandse Parachutisten Club (ENPC). De rechtbank had het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tegen deze uitspraak hebben zowel het college als de ENPC hoger beroep ingesteld. De zaak werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 november 2008.

De Afdeling overweegt dat de rechtbank heeft miskend dat de wederpartijen geen rechtstreeks belang hebben bij het besluit van 9 februari 2007, dat betrekking heeft op het gebruik van percelen als landingsplaats voor parachutisten. De percelen liggen op meer dan 2.900 meter van de woningen van de wederpartijen, en er staan bomen tussen de percelen en de woningen, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de wederpartijen zicht hebben op de percelen. De hoger beroepen zijn gegrond, en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. De Afdeling verklaart het beroep van de wederpartijen tegen het besluit van het college van 10 juli 2007 ongegrond.

Daarnaast wordt er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De Secretaris van de Raad van State wordt gelast om het griffierecht aan de ENPC terug te betalen. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 24 december 2008.

Uitspraak

200800869/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
2. de Eerste Nederlandse Parachutisten Club, gevestigd te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 december 2007 in zaak nr. 07/3094 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]
en
appellant sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2007 heeft appellant sub 1 (hierna: het college) na te melden aan appellante sub 2 (hierna: de ENPC) opgelegde last ingetrokken.
Bij besluit van 10 juli 2007 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2008, en de ENPC bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 3 maart 2008.
[wederpartijen] hebben verweerschriften ingediend.
De ENPC heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door M.L.B. Spruijt, ambtenaar in dienst van de gemeente, de ENPC, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], en [naam een der wederpartijen] in persoon zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 12 juli 2006 heeft het college op verzoek van de Vereniging voor Vogel- en Natuurbescherming Etten-Leur de ENPC op straffe van een dwangsom gelast om het gebruik van de percelen, kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, sectie O, nrs. 1003, 1004, 1005 en 1006 (hierna: de percelen), als landingsplaats voor parachutisten vóór 1 januari 2007 te beëindigen. Die last heeft het college bij het besluit van 9 februari 2007 ingetrokken.
2.2. Het college en de ENPC betogen met succes dat de rechtbank heeft miskend dat [wederpartijen] geen belang hebben dat rechtstreeks bij het besluit van 9 februari 2007 dat ziet op het gebruik van de percelen als landingsplaats voor parachutisten en niet op al dan niet aan het vliegverkeer te stellen regels en beperkingen, is betrokken in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De percelen liggen op meer dan 2.900 meter van de woningen van [wederpartijen] verwijderd. Voorts is, nu tussen de percelen en de woningen bomen staan, niet aannemelijk dat vanuit de woningen bij deze afstand zicht op de percelen bestaat.
2.3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van het college van 10 juli 2007 ongegrond verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.5. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan de ENPC wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 december 2007 in zaak nr. 07/3094;
III. verklaart het door [wederpartijen] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan de Eerste Nederlandse Parachutisten Club het betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008
85.