200802641/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats] (Zuid-Holland), waarvan de vennoten zijn [vennoot sub 1] en [vennoot sub 2], beiden wonend te [woonplaats] (Zuid-Holland),
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/9528 van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 februari 2008 in het geding tussen:
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bij besluit verzonden op 2 juni 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [appellante] voor een subsidie voor de aanschaf van een oogstwagen met lossysteem afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en de aanvraag op een andere grond afgewezen.
Bij uitspraak van 28 februari 2008, verzonden op 29 februari 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2008, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld door haar directeur, [directeur], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Houbiers en mr. M.A.G. Rietbergen, beiden werkzaam bij het Agentschap SZW, zijn verschenen.
2.1. [appellante] heeft op 30 januari 2006 op grond van de SZW-subsidieregeling financiële ondersteuning arbeidsmiddelen (Stcrt. 2004, 233, pag. 12), zoals gewijzigd bij regeling van 12 december 2005 (Strct. 2005, 246, pag. 34), hierna: de regeling, subsidieregeling subsidie aangevraagd in verband met de aanschaf voor een bedrag van € 120.000 van een oogstwagen met lossysteem. Daarbij heeft zij een orderbevestiging waarin dat bedrag werd genoemd overgelegd van de oogstwagen met lossysteem van de leverancier Nic/Sosef welke was gedateerd op 14 oktober 2005, en drie facturen, gedateerd op onderscheidenlijk 14 oktober 2005, 30 december 2005 en 31 december 2005 waarmee eveneens in totaal een bedrag van € 120.000 was gemoeid.
Bij brief van 15 maart 2006 heeft [appellante] de aanvraag van 30 januari 2006 ingetrokken en een nieuwe aanvraag voor de oogstwagen met lossysteem ingediend. Bij deze aanvraag heeft zij een vierde factuur van Nic/Sosef overgelegd van 17 februari 2006, ten bedrage van € 5.750.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van 15 maart 2006 bij besluit verzonden op 2 juni 2006 afgewezen. Hij heeft de aanvraag bij zijn besluit van 24 oktober 2006 wederom afgewezen, met de motivering dat de aanvraag betrekking heeft op het subsidiejaar 2005 en het subsidieplafond 2005 reeds was overschreden.
2.2. Niet in geschil is dat de factuurdatum van de aanschaf van het arbeidsmiddel, de oogstwagen met lossysteem, bepalend is voor het antwoord op de vraag uit welk jaarbudget de subsidie wordt toegekend. Ook niet in geschil is dat voor de aanschafkosten van een arbeidsmiddel meerdere facturen zijn gestuurd waarvoor de datum van de laatste factuur bepalend is voor het antwoord op de vraag uit welk jaarbudget de subsidie wordt verleend.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de factuur van 17 februari 2006 geen betrekking heeft op de kostprijs van de oogstwagen met lossysteem en dat daarom de aanvraag ten onrechte is beoordeeld in het kader van het jaarbudget 2005. Omdat de laatste factuur voor de aanschaf dateert van 17 februari 2006 is de subsidieregeling 2006 en daarmee het jaarbudget 2006 van toepassing, aldus [appellante].
2.4. Op de factuur van 17 februari 2006 is als omschrijving vermeld: "meerwerk leveren oogst- en transportsysteem volgens afspraak". De vraag die partijen verdeeld houdt is of de kosten voor meerwerk en het bedrijfsklaar maken van het arbeidsmiddel kunnen worden gerekend tot de subsidiabele kosten van de aanschaf van dat middel.
2.4.1. Volgens artikel 3, eerste lid, van de regeling kan, voor zover thans van belang, subsidie worden verstrekt voor de aanschafkosten van arbeidsmiddelen die op de factuurdatum zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
In artikel 1, aanhef en onder c, van de regeling is het begrip "aanschafkosten" omschreven als: de kostprijs van het arbeidsmiddel, verminderd met kosten die niet voor rekening van de subsidieaanvrager komen en omzetbelasting, alsmede eventuele kortingen en kosten van onderhoud en reserveonderdelen.
Uit de toelichting op de regeling blijkt dat onder aanschafkosten niet wordt verstaan de kosten die gemaakt worden om het arbeidsmiddel bedrijfsklaar te maken of de kosten van bouwkundige voorzieningen die nodig zijn om een arbeidsmiddel te kunnen plaatsen, zoals het optrekken van muren of het storten van vloeren.
2.4.2. De Afdeling stelt vast dat uit een brief van Berg product B.V. van 11 juli 2007, die door [appellante] is overgelegd, blijkt dat in december 2005 het systeem is geïnstalleerd, en dat in januari 2006 afrondende werkzaamheden zijn verricht, bestaande uit het inregelen van het systeem, de afwerking van de installatiewerkzaamheden en de overdracht en instructie. Deze werkzaamheden betreffen, naar ook ter zitting door [appellante] is verklaard, werkzaamheden die nodig waren om het systeem goed te laten functioneren. Nu niet wordt betwist dat het systeem in december 2005 is geïnstalleerd, kunnen deze afrondende werkzaamheden in dit geval niet anders worden beschouwd dan als het bedrijfsklaar maken van het systeem en vallen de daaruit voortvloeiende kosten derhalve niet onder de aanschafkosten. Dat in de orderbevestiging werkzaamheden onder de noemer "meerwerk" zijn opgenomen, en dat de afrondende werkzaamheden onder deze post vallen, zoals [appellante] betoogt, betekent niet dat deze werkzaamheden derhalve deel uitmaken van de aanschafkosten van het arbeidsmiddel in de zin van de regeling en haar toelichting. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris in zijn besluit van 24 oktober 2006 op goede gronden de factuur van 17 februari 2006 niet heeft gerekend tot de aanschafkosten van het arbeidsmiddel, en de subsidieaanvraag terecht heeft getoetst aan het subsidieplafond 2005. Aangezien dit plafond ten tijde van de indiening van de aanvraag was bereikt, was de staatssecretaris op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden de subsidie te weigeren. De rechtbank heeft het beroep derhalve terecht ongegrond verklaard.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008