ECLI:NL:RVS:2008:BG8243

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806767/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor woningen in Amerongen

Op 7 september 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug een bouwvergunning aan Woningbouwvereniging Amerongen voor het oprichten van 8 woningen met bergingen op het perceel Koenestraat 27 t/m 33 te Amerongen. Tegen deze beslissing heeft verzoeker op 3 september 2008 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 24 november 2008 verzocht verzoeker de voorzitter om een voorlopige voorziening. De behandeling vond plaats op 4 december 2008, waarbij verzoeker werd bijgestaan door W.A. Putman en het college vertegenwoordigd was door mr. R.C. Alblas. Woningbouwvereniging Amerongen was vertegenwoordigd door mr. M.E.J. van Buren-de Bruijn, bijgestaan door J.I.F. Broekhuizen en N. Moesman.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzitter overwoog dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg het bouwplan in overeenstemming met het bestemmingsplan had geacht en dat er geen bindend oordeel was over de voorlopige voorziening. De voorzitter merkte op dat de vergunninghouder op eigen risico gebruik maakt van de bouwvergunning zolang deze niet in rechte onaantastbaar is. Verzoeker had betoogd dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, maar de voorzitter achtte het aannemelijk dat de voorzieningenrechter deze strijdigheid op goede gronden niet aanwezig had geacht.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 december 2008.

Uitspraak

200806767/2.
Datum uitspraak: 16 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 juli 2008 in zaken nrs. 08/1457 en 08/1455 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug (hierna: het college) aan Woningbouwvereniging Amerongen bouwvergunning verleend voor het oprichten van 8 woningen met bergingen op het perceel Koenestraat 27 t/m 33 te Amerongen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 april 2008 heeft het college het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2008, verzonden op 4 augustus 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door [verzoeker] gemaakte beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 december 2008, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door W.A. Putman, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.C. Alblas, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord Woningbouwvereniging Amerongen, vertegenwoordigd door mr. M.E.J. van Buren-de Bruijn, advocaat te Utrecht, en bijgestaan door J.I.F. Broekhuizen, directeur, en N. Moesman.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt in dit geval temeer nu de rechter in eerste aanleg het desbetreffende besluit in stand heeft gelaten. Daarbij geldt dat een vergunninghouder op eigen risico van een bouwvergunning gebruik maakt, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
2.3. Aan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat de voorzieningenrechter ten onrechte het bouwplan in overeenstemming heeft geacht met het bestemmingsplan "Amerongen Noord" (hierna: het bestemmingsplan), dat geldt op de gronden waarop het bouwplan is voorzien. [verzoeker] heeft reeds bij de voorzieningenrechter betoogd dat het bouwplan op verschillende punten in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzitter acht het aannemelijk dat uiteindelijk zal worden geoordeeld dat op deze punten van strijd met het bestemmingsplan geen sprake is, nu de voorzieningenrechter naar voorlopig oordeel die strijdigheid op goede gronden niet aanwezig heeft geacht.
2.4. Voorts heeft [verzoeker] eerst in hoger beroep aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met artikel 5, tweede lid, onder c, onder 3, van de planvoorschriften.
2.4.1. Naar voorlopig oordeel zal deze beroepsgrond bij de behandeling van het hoger beroep worden betrokken, in aanmerking genomen dat artikel 5, tweede lid, van de planvoorschriften reeds onderdeel was van het geschil.
Enige twijfel is gerechtvaardigd of het bouwplan, voor wat betreft de appartementen, voldoet aan hetgeen in de door [verzoeker] genoemde bepaling is vermeld omtrent de diepte van de achtertuin en of de door het college en Woningbouwvereniging Amerongen voorgestane interpretatie van de bepaling door de Afdeling zal worden gevolgd. De Afdeling zal hierover in de bodemprocedure een oordeel geven.
Na afweging van de belangen van [verzoeker] enerzijds en de Woningbouwvereniging Amerongen anderzijds ziet de voorzitter aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij wordt overwogen dat [verzoeker] de strijdigheid met de bepaling omtrent de diepte van de tuin niet bij de voorzieningenrechter heeft aangevoerd en dat naar voorlopig oordeel de overige, reeds in beroep aangevoerde gronden, niet slagen. Tevens valt niet uit te sluiten dat, mocht in de bodemprocedure worden geoordeeld dat het bouwplan met voornoemd planvoorschrift in strijd is, uiteindelijk alsnog vrijstelling van deze bepaling en bouwvergunning voor het bouwplan zullen worden verleend.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008
488.