ECLI:NL:RVS:2008:BG7192

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200709027/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan bedrijventerrein Sloepoort door college van gedeputeerde staten van Zeeland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Sloepoort" door het college van gedeputeerde staten van Zeeland. Het college heeft op 30 oktober 2007 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de raad van de gemeente Borsele op 5 april 2007 was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende partijen, waaronder de stichting Stichting Dorpsraad 's-Heerenhoek en de stichting Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat er geen behoefte is aan het bedrijventerrein en dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het plan voor de omgeving, met name op het gebied van geluidshinder.

De Raad van State heeft de zaak op 28 oktober 2008 ter zitting behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat het college in strijd heeft gehandeld met de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet geluidhinder. De Afdeling concludeert dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de behoefte aan het bedrijventerrein en dat het plan niet voldoet aan de vereisten van de wetgeving. De beroepen zijn gegrond verklaard, het besluit van het college is vernietigd en goedkeuring aan het bestemmingsplan is onthouden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek naar de ruimtelijke ordening en de impact van dergelijke plannen op de omgeving.

Uitspraak

200709027/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Dorpsraad 's-Heerenhoek, gevestigd te
's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
2. de stichting Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland, gevestigd te Nisse, gemeente Borsele,
3. [appellanten sub 3], beiden wonend te [plaats],
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2007, kenmerk RMW0711673/22/3dg, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Borsele (hierna: de raad) bij besluit van 5 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Sloepoort".
Tegen dit besluit hebben de stichting Stichting Dorpsraad 's-Heerenhoek (hierna: de dorpsraad) bij brief, per faxbericht bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2007, de stichting Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland (hierna: BZZB) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2007, en [appellanten sub 3] (hierna: [appellant sub 3]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2007, beroep ingesteld. De dorpsraad heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 januari 2008. BZZB heeft haar beroep aangevuld bij brief van 23 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2008, waar de dorpsraad, vertegenwoordigd door W.H. Hoogesteger, BZZB, vertegenwoordigd door [voorzitter] van BZZB, en [appellant sub 3], in de persoon van [appellant sub 3 A], en het college, vertegenwoordigd door M. de Koeijer, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door ing. J.A.M. Koolen, ambtenaar in dienst van de gemeente als partij, en Zeeland Seaports, vertegenwoordigd door mr. M.C. de Smidt, advocaat te Amsterdam, [gemachtigden], beiden werkzaam bij Zeeland Seaports als belanghebbende, gehoord.
Ter zitting heeft [appellant sub 3] met toestemming van partijen stukken ingebracht.
2. Overwegingen
Toetsingskader
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
Het plan
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader ter realisering van het bedrijventerrein Sloepoort met een bruto omvang van ongeveer 30 hectare. Dit bedrijventerrein is bedoeld voor de vestiging van bedrijven die gelieerd zijn aan grootschalige zeehavengebonden bedrijvigheid in het haven- en industriegebied Vlissingen-Oost (hierna: het industrieterrein Vlissingen-Oost) alsmede voor bedrijven uit de gemeente Borsele die het niveau van de kern overstijgen en niet gehuisvest kunnen worden op lokale bedrijventerreinen.
2.2.1. Het college heeft het plan grotendeels goedgekeurd.
Formele aspecten
2.3. BZZB betoogt in beroep dat het college ten onrechte niet is ingegaan op het onderdeel van haar bedenkingen met betrekking tot de exploitatie van het bedrijventerrein.
2.3.1. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat dit een argument betreft dat niet door BZZB als zienswijze bij de raad is ingebracht, waardoor het dit onderdeel van de bedenkingen buiten beschouwing heeft gelaten.
2.3.2. Het college miskent met dit standpunt dat BZZB in haar zienswijze het gehele plan bestrijdt, waarvoor het argument met betrekking tot de exploitatie van het bedrijventerrein als nadere onderbouwing kan worden beschouwd. Hoewel het college dit onderdeel van de bedenkingen derhalve ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, zoals ook het college ter zitting heeft erkend, is het college daarna in het bestreden besluit genoegzaam ingegaan op hetgeen in dit bezwaar aan de orde is gesteld. Derhalve ziet de Afdeling in dit betoog van BZZB geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit.
Behoefte
2.4. De dorpsraad, BZZB en [appellant sub 3] betogen dat geen behoefte bestaat aan het bedrijventerrein Sloepoort. In dit verband voeren de dorpsraad en BZZB aan dat uit het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (hierna: het omgevingsplan) volgt dat met betrekking tot bedrijventerreinen een zorgvuldig en effectief ruimtegebruik wordt voorgestaan. Aan dit uitgangspunt wordt volgens hen niet voldaan, omdat in het industrieterrein Vlissingen-Oost nog voldoende ruimte beschikbaar is voor uitbreiding en ook op andere bedrijventerreinen nog ruimte aanwezig is. De dorpsraad voert in dit kader voorts aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de behoefte aan een bedrijventerrein voor bedrijven die de kern ontgroeien. Volgens de dorpsraad bestaat vanuit de kernen 's-Heerenhoek en Nieuwdorp geen vraag naar een bedrijventerrein dat ruimte biedt voor kernoverstijgende bedrijven. Voorts stelt de dorpsraad dat kernoverstijgende bedrijven zich nauwelijks kunnen vestigen binnen Sloepoort, gelet op het in artikel 5 en 6 van de planvoorschriften opgenomen criterium van uitsluitend zeehavengelieerde bedrijvigheid. BZZB voert aan dat uit het omgevingsplan naar voren komt dat reeds een overaanbod aan bedrijventerrein aanwezig is in de regio De Bevelanden en dat de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen is stopgezet.
2.4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Sloepoort bijdraagt aan de doelstelling van het omgevingsplan om de Zeeuwse havengebieden verder uit te bouwen en te versterken. Het bedrijventerrein Sloepoort vervult daarbij een schakelfunctie tussen het grootschalige agrarische landschap en het grootschalige industriecomplex van het industrieterrein Vlissingen-Oost, aldus het college.
2.4.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat door de realisering van Sloepoort wordt gekomen tot een meer efficiënte inrichting van het industrieterrein Vlissingen-Oost. Het betreft het uitplaatsen van op het industrieterrein Vlissingen-Oost gevestigde bedrijven die weliswaar gelieerd dan wel gerelateerd zijn aan activiteiten op het industriegebied Vlissingen-Oost, maar die niet gebonden zijn aan (diep) vaarwater, terwijl deze bedrijven in de huidige situatie wel aan dit vaarwater gelegen zijn. Door deze uitplaatsing kunnen de vrijkomende gronden aangewend worden voor bedrijven die wel aan vaarwater gebonden zijn. Hierdoor wordt de verdere ontwikkeling van het industriegebied Vlissingen-Oost niet belemmerd door bedrijven die daar niet noodzakelijk thuishoren, zodat volgens de raad sprake is van zuinig ruimtegebruik.
2.4.3. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro 1985) rust op het college van burgemeester en wethouders de verplichting om ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gemeentelijke gebied onderzoek te verrichten naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van de gemeente. Hieruit volgt dat in het kader van de voorbereiding en vaststelling van een bestemmingsplan op het gemeentebestuur de verplichting rust tot het verrichten van het benodigde onderzoek.
2.4.4. In het omgevingsplan staat dat de regionale samenwerking in De Bevelanden tussen de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beverland en Reimerswaal in 2000 is gestart in de vorm van het Bestuurlijk Platform De Bevelanden. In dit verband is gewerkt aan een thematische regiovisie, die het door De Bevelanden gewenste ruimtelijke ontwikkelingsbeeld op het vlak van wonen, werken en recreëren verwoordt. Op de contextkaart bij deze visie is Sloepoort als bedrijventerrein aangegeven. Het beleid in het omgevingsplan vloeit met name uit deze visie voort. Voorts staat in het omgevingsplan dat de bedrijventerreinstrategie is gericht op het verder ontwikkelen van een beperkt aantal grote bedrijventerreinen. In dit verband wordt Sloepoort genoemd als een terrein met een accent op havengerelateerde bedrijvigheid, transport en logistiek met een maximale omvang van ongeveer 30 hectare.
Eén van de doelstellingen in het omgevingsplan is de versterking van de Zeeuwse havengebieden. In dit kader kiest de provincie voor bundeling van zeehavengebonden en industriële bedrijvigheid in het industriegebied Vlisssingen-Oost en de Kanaalzone, op hoofdlijnen een continuering van het reeds eerder gevoerde beleid. In 2006 zijn in beide gebieden nog voldoende hectares beschikbaar, maar in de nabije toekomst komen de grenzen van nog uit te geven terreinen in zicht. Voor het industriegebied Vlissingen-Oost zal daarom ingezet worden op zorgvuldig en efficiënt ruimtegebruik. Zorgvuldig ruimtegebruik is daarom een speerpunt van de provincie dat samen met Zeeland Seaports en gemeenten zal worden opgepakt, aldus verwoord in het omgevingsplan.
Voorts staat in het omgevingsplan dat het ruimtelijk beleid van de provincie en de gemeente veel ruimte biedt voor bedrijventerreinen. Elke gemeente probeert op elke locatie waar dat nodig wordt geacht ruim voldoende bedrijventerreinen te ontwikkelen om de lokale werkgelegenheid te bevorderen. Door de ruime planologische mogelijkheden en het gebrek aan afstemming binnen regio's dreigt een overaanbod aan bedrijventerreinen te ontstaan in Zeeland, aldus het omgevingsplan. Voort staat in het omgevingsplan dat het totale aanbod aan bedrijventerreinen per 1 januari 2005 in de regio De Bevelanden 104,7 hectare bedraagt en de vraagraming, dynamiek variant, in de periode 2005-2020 78 hectare. Dit is gebaseerd op het onderzoek van Buck Consultants International "Ruimtebehoefteraming Bedrijventerreinen provincie Zeeland" uit 2005. Een situatie van overaanbod vooral op de lange termijn wordt in het omgevingsplan onwenselijk geacht, omdat dit een duurzaam en intensief ruimtegebruik in de weg staat, omdat het leidt tot slecht renderende overheidsinvesteringen en omdat het leidt tot een marksituatie waarin beheer en herstructurering onaantrekkelijk zijn. Voorts leidt het tot een gebrek aan kwalitatieve differentiatie van het aanbod, omdat het vasthouden aan een bepaald concept lastig is bij onderlinge concurrentie, waardoor een hoogwaardig vestigingsmilieu onder meer om die reden moeilijk van de grond komt in Zeeland.
Ook staat in het omgevingsplan dat in Midden-Zeeland gedurende de planperiode van het omgevingsplan geen behoefte bestaat aan uitbreidingen van grootschalige bedrijventerreinen.
2.4.5. Met betrekking tot het betoog van het college ter zitting dat reeds vanwege de omstandigheid dat Sloepoort in het omgevingsplan wordt genoemd als bedrijventerrein de behoefte aan een bedrijventerrein een bestuurlijk gegeven is, overweegt de Afdeling dat deze vermelding in het omgevingsplan op zichzelf niet voldoende motivering is om de behoefte aan het in het plan in Sloepoort voorziene bedrijventerrein te staven. Ter zitting is door het college, de raad en Zeeland Seaports een nadere toelichting gegeven omtrent de behoefte aan Sloepoort. Hieruit komt naar voren dat in het industrieterrein Vlissingen-Oost bedrijven met een oppervlakte van in totaal 5 hectare zijn gevestigd die daar, gelet op de omstandigheid dat zij voor de bedrijfsactiviteiten niet afhankelijk zijn van een kade, niet thuishoren. Daarnaast zijn volgens Zeeland Seaports op het industrieterrein Vlissingen-Oost andere bedrijven gevestigd met een grondoppervlakte van 5 tot 10 hectare, die mogelijk naar Sloepoort kunnen worden verplaatst. Dat dit reële getallen zijn, is door de raad noch door het college aangetoond. Voorts zou het dan om gronden met een oppervlakte van 10 tot 15 hectare gaan, terwijl het voorliggende plan een oppervlakte van 30 hectare beslaat.
Met betrekking tot de bedrijven die de kernen van de gemeente Borsele ontstijgen is ter zitting naar voren gekomen dat dit soort bedrijven, zoals een politiebedrijf, de afgelopen jaren uit de kernen van de gemeente Borsele zijn verplaatst naar meer geschikte locaties. Gelet hierop staat niet vast dat voor dit soort bedrijven geen alternatieve locaties voorhanden zijn. Hierbij is van belang dat ter zitting is gebleken dat geen onderzoek is gedaan naar de concrete behoefte aan een nieuw bedrijventerrein voor bedrijven die de kernen van de gemeente Borsele ontgroeien.
Gelet op het voorgaande is in het kader van de vaststelling van het plan onvoldoende onderzoek verricht als bedoeld in artikel 9 van het Bro 1985 waardoor niet voldoende inzichtelijk is gemaakt dat behoefte bestaat aan de ontwikkeling van Sloepoort als een bedrijventerrein met een oppervlakte van 30 hectare. Dit klemt te meer nu in het omgevingsplan staat dat in de regio De Bevelanden reeds een overschot aan bedrijventerreinen bestaat. Het college heeft dit miskend.
Geluid
2.5. BZZB betoogt dat het college het aspect geluidhinder niet op juiste wijze bij het bestreden besluit heeft betrokken. BZZB betoogt dat Sloepoort een eigen geluidbeleid dient te voeren, gericht op het leveren van een wezenlijke bijdrage aan de kwaliteit van de woonomgeving en het handhaven van het stiltegebied in het Nationaal Landschap de Zak van Zuid-Beveland.
[appellant sub 3] betoogt dat in het plan onvoldoende rekening is gehouden met de geluidsbelasting op zijn woning.
2.5.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat door de onthouding van goedkeuring aan de zinsnede "geluidzoneringsplichtige inrichtingen" in artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften is gewaarborgd dat het bedrijventerrein Sloepoort onverkort valt onder de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Vlissingen-Oost.
Voorts heeft het college zich in navolging van de raad op het standpunt gesteld dat aldus in het plan rekening wordt gehouden met de woonfunctie in de omgeving van het plangebied.
2.5.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) zoals deze gold ten tijde hier van belang, wordt onder een industrieterrein verstaan een terrein waaraan een bestemming is gegeven als omschreven in de artikelen 41 en 53 van de Wgh.
Ingevolge artikel 41 van de Wgh wordt, indien bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aan gronden een bestemming wordt gegeven, die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
2.5.3. Aan de gronden waarop de bedrijven op Sloepoort zijn voorzien, zijn in het plan de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden" en "Werklandschap" toegekend.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn binnen de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan van ten hoogste categorie 3.2 van de bij dit artikel behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften, gelezen in samenhang met de bij dit artikel behorende Staat van bedrijfsactiviteiten en voor zover thans van belang, zijn binnen de bestemming "Werklandschap" uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan van ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
In de plantoelichting staat dat met de Staat van bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
2.5.4. Sloepoort is voorzien op korte afstand van het in het Sloegebied gelegen gezoneerde industrieterrein Vlissingen-Oost. In de plantoelichting staat dat Sloepoort wordt gerealiseerd binnen de in 1991 vastgestelde geluidzone van dit gezoneerde industrieterrein. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad bij besluit van 2 november 2006 het bestemmingsplan "Herziening geluidzone Sloegebied" vastgesteld, dat door het college is goedgekeurd bij besluit van 29 mei 2007. Dit plan is onherroepelijk en voorziet in een geluidzone voor het industrieterrein Vlissingen-Oost. In de plantoelichting staat dat Sloepoort geen verhoging van de geluidsbelasting op de zonegrens en van de maximale grenswaarde mag opleveren.
2.5.5. Vast staat dat op Sloepoort de vestiging van de hiervoor bedoelde categorie van bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wgh (hierna: Wgh-inrichtingen) niet is toegestaan. Voorts komt uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren dat zowel de raad bij de vaststelling van het plan als het college bij de goedkeuring daarvan hebben beoogd Sloepoort te betrekken bij de zonering van het industrieterrein Vlissingen-Oost met de overweging dat de voorziene bedrijven op Sloepoort dienen te voldoen aan de bestaande 50 dB(A) zone van het bestaande industrieterrein Vlissingen-Oost en dat de voorziene bedrijven op Sloepoort derhalve geen extra geluidsbelasting op de omgeving met zich brengen.
2.5.6. Naar het oordeel van de Afdeling zijn zij daarbij van een onjuist uitgangspunt uitgegaan. Naar in een uitspraak van 29 augustus 2007, in zaak no.
200603048/1is overwogen, wordt, in tegenstelling tot waar het college en de raad van zijn uitgegaan, de geluidsbelasting vanwege deze nieuw voorziene bedrijven die niet zijn gelegen op gronden waarop de vestiging van Wgh-inrichtingen is toegestaan, niet genormeerd door de zonering van het bestaande industrieterrein waarop de vestiging van Wgh-inrichtingen mogelijk is. Slechts de cumulatieve geluidsbelasting veroorzaakt door de bedrijven op het industrieterrein waarop de vestiging van Wgh-inrichtingen mogelijk is, dient op de zonegrens niet boven de 50 dB(A) te komen. Onder industrieterrein in de zin van de Wgh dient in dit verband te worden verstaan de gronden waarop de vestiging van categorie 41 Wgh-inrichtingen niet is uitgesloten. Nu op Sloepoort de vestiging van deze Wgh-inrichtingen is uitgesloten, is de raad er bij de vaststelling van het plan ten onrechte van uitgegaan dat de bestaande zone als bedoeld in artikel 41 van de Wgh van betekenis is voor de op Sloepoort wel toegelaten bedrijven en is ten onrechte aangenomen dat daarom een aanvaardbare geluidsbelasting vanwege deze bedrijven op de gevels van de in de omgeving aanwezige woningen is verzekerd.
2.5.7. In opdracht van Zeeland Seaports is door Greten Raadgevende Ingenieurs onderzoek verricht naar de benodigde geluidruimte voor het realiseren van het bedrijventerrein Sloepoort. Dit heeft geresulteerd in het rapport "Akoestisch onderzoek Ontwikkeling Sloepoort" van 13 mei 2005. In dit akoestisch rapport staat dat het bedrijventerrein Sloepoort wordt gerealiseerd binnen de bestaande geluidzone van het industrieterrein Vlissingen-Oost en zijn de bijdragen op de zone onderzocht en welke geluidruimte binnen de zone nog aanwezig is.
2.5.8. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.5.6. is het plan vastgesteld in strijd met artikel 41 van de Wgh. Nu ook de resultaten van het akoestisch rapport zijn gebaseerd op het onder 2.5.6. beschreven verkeerde uitgangspunt heeft het college zich niet in navolging van de raad op het standpunt kunnen stellen dat met de woonfunctie in de omgeving van Sloepoort voldoende rekening is gehouden.
Conclusie
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 3], de dorpsraad en BZZB hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 9 van het Bro 1985 en artikel 41 van de Wgh. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.6.1. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant sub 3], de dorpsraad en BZZB geen bespreking meer.
2.6.2. Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan.
Proceskosten
2.7. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van de dorpsraad en BZZB is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 30 oktober 2007, kenmerk RMW0711673/22/3dg;
III. onthoudt goedkeuring aan het plan;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 30 oktober 2007;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij [appellanten sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 35,88 (zegge: vijfendertig euro en achtentachtig cent); het dient door de provincie Zeeland aan [appellanten sub 3] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Zeeland aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor de stichting Stichting Dorpsraad 's-Heerenhoek, € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor de stichting Stichting Behoud de Zak van Zuid-Beveland en € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [appellanten sub 3] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008
177-533.