200802381/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/835, 06/837 en 06/838 van de rechtbank Assen van 19 februari 2008 in het geding tussen:
[6 wederpartijen], allen wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Coevorden.
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (hierna: het college) aan [appellant] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een loods op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 29 mei 2006 heeft het college de door [6 wederpartijen] (hierna: [wederpartij] en anderen) daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2008, verzonden op 21 februari 2008, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 mei 2006 vernietigd en bepaald dat het college opnieuw dient te beslissen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college en [wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. Beek, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [wederpartij] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden] gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2.1. De loods waarop het bouwplan ziet, heeft een oppervlakte van 700 m² en zal worden gebruikt voor opslag ten dienste van een kwekerij. Het betreft een kwekerij voor voornamelijk sierconiferen. Het perceel waarop het bouwplan is voorzien, heeft een omvang van 1 hectare en ligt in twee bestemmingsplannen. Op het ene deel van het perceel, met een grootte van 3.859 m², - waarop tevens het bouwplan is voorzien - rust ingevolge het bestemmingsplan "Meppen 1979" de bestemming "Agrarische doeleinden, categorie grondgebonden agrarisch bedrijf". Het andere deel van het perceel, met een omvang van 5.991 m², - waarop het bouwplan niet is voorzien - valt onder het bestemmingsplan "Buitengebied Zweeloo". Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het desbetreffende deel van het perceel de bestemming "Beekdalen II".
De rechtbank heeft geoordeeld dat het oprichten van een loods als bedrijfsgebouw bij een coniferenkwekerij niet in strijd is met het bestemmingsplan "Meppen 1979", maar dat het gebruik van de gronden voor een dergelijke kwekerij wel in strijd is met de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Zweeloo". De rechtbank heeft voorts overwogen dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de loods ook daadwerkelijk als zodanig zal worden gebruikt, omdat onvoldoende duidelijk is geworden of de coniferenkwekerij zal worden gerealiseerd, gelet op de planologische mogelijkheden van het perceelsgedeelte dat onder het bestemmingsplan "Buitengebied Zweeloo" valt.
2.2. Het hoger beroep van [appellant] richt zich tegen deze laatst vermelde overweging van de rechtbank. Hij betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in het door NLTO-Advies opgestelde rapport "Volwaardigheidstoets kwekerijbedrijf [appellant]" van januari 2004 is vermeld dat 0,8 hectare voldoende is voor een volwaardige kwekerij. Hij voert in dit verband aan dat hij in de nabijheid van het perceel een stuk grond bezit met een omvang van 0,5 hectare, het zogenoemde "aardbeienveld", waarop hij sinds 1969 aardbeien en boompjes kweekt. Met de bijna 0,4 hectare van het perceel die onder het bestemmingsplan "Meppen 1979" valt, heeft hij dus de beschikking over voldoende grond voor een volwaardige kwekerij, aldus [appellant], zodat niet valt in te zien waarom de kwekerij niet zal worden gerealiseerd.
2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de door de rechtbank aangehaalde uitspraak van 27 maart 2001 in zaak nr. 200000502/1 (AB 2001, 258) moet een bouwplan in strijd met de bestemming worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
In dit geval is daarvan geen sprake. In hoger beroep heeft [appellant] de door LTO Noord Advies geactualiseerde "Volwaardigheidstoets kwekerijbedrijf [appellant]" van 23 juli 2008 (hierna: het LTO-rapport 2008) overgelegd. In het LTO-rapport 2008 is vermeld dat voor boomkwekerijen geldt dat 18 nge's, zijnde Nederlandse grootte eenheden, overeenkomen met één volwaardige arbeidskracht. Voorts is berekend dat voor het bedrijf van [appellant] het aantal nge's 34,5 bedraagt, waarbij wordt uitgegaan van een bedrijfsoppervlakte van 0,7 hectare cultuurgrond. Zelfs indien, zoals [wederpartij] en anderen betogen, 1.400 m² van het deel van het perceel dat binnen het bestemmingsplan "Meppen" valt, zal worden ingenomen door de loods en bestrating, blijft daarvan nog ruim 2.400 m² beschikbaar voor cultuurgrond. Samen met de 0,5 hectare van het "aardbeienveldje" levert dit een bedrijfsoppervlakte aan voor de kwekerij beschikbare cultuurgrond op die groter is dan de 0,7 hectare waarvan in het LTO-rapport 2008 is uitgegaan. Met dit rapport wordt het NLTO-Advies van januari 2004 bevestigd. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de loods ten behoeve van de kwekerij zal worden gebouwd.
2.3. Gelet hierop zal de Afdeling alsnog de overgebleven bij de rechtbank aangevoerde beroepsgrond beoordelen waaraan de rechtbank niet is toegekomen.
2.4. [wederpartij] en anderen hebben betoogd dat het college niet de juiste procedure heeft gevolgd met betrekking tot hun bezwaarschrift, nu het besluit op bezwaar door dezelfde ambtenaar is genomen als het primaire besluit.
2.4.1. Dit betoog slaagt niet. Het college heeft in beroep toegelicht dat de senior beleidsmedewerker Bouwen en Ruimtelijke Ordening, overeenkomstig de geldende mandaatregeling, bevoegd is het besluit tot het verlenen van een bouwvergunning te nemen. Dat is in dit geval ook gebeurd. Voorts is het afdelingshoofd bevoegd namens het bevoegde orgaan inzake bezwaarschriften een besluit op bezwaar te nemen, indien hij niet tevens het primaire besluit heeft genomen en indien er overeenkomstig het advies van de commissie voor de rechtsbescherming wordt besloten. Ook dat is in dit geval gebeurd. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat het besluit op bezwaar niet had mogen worden genomen, zoals het genomen is.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 31 oktober 2005 van het college alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Assen van 19 februari 2008 in zaken nrs. 06/835, 06/837 en 06/838;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008