ECLI:NL:RVS:2008:BG5904

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200802735/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'Kom Meliskerke' door college van gedeputeerde staten van Zeeland

Op 3 december 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Kom Meliskerke', vastgesteld door de raad van de gemeente Veere. Het college van gedeputeerde staten van Zeeland had op 19 februari 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan dit bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend in de directe omgeving van het voorziene woon-zorgcomplex, beroep ingesteld. De appellant betoogde dat de goedkeuring in strijd was met de goede ruimtelijke ordening, onder andere omdat het gebied als nationaal landschap is aangewezen en de afstand tot een nabijgelegen agrarisch bedrijf te klein zou zijn.

Tijdens de zitting op 26 november 2008 zijn de appellant, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Immens, en het college, vertegenwoordigd door L. Caljouw, gehoord. Ook de raad van de gemeente Veere was aanwezig, vertegenwoordigd door M. Jonker. De Afdeling overwoog dat de appellant in zijn beroepschrift nieuwe argumenten had aangevoerd die niet eerder in de zienswijzen waren genoemd, maar dat deze argumenten ontvankelijk waren. De Afdeling concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling oordeelde dat het college de goedkeuring van het bestemmingsplan terecht had verleend, omdat het woon-zorgcomplex binnen de grenzen van het bestaand bebouwd gebied ligt en de kernkwaliteiten van het nationaal landschap niet worden aangetast. De afstand van 30 meter tot het agrarisch bedrijf werd als aanvaardbaar beschouwd, gezien de omstandigheden. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

200802735/1.
Datum uitspraak: 3 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2008, kenmerk 08005292/36/11, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Veere (hierna: de raad) bij besluit van 27 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Kom Meliskerke".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 mei 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Hiertoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Immens, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door L. Caljouw, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door M. Jonker, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet onder meer in de ontwikkeling van een woon-zorgcomplex aan de Cornelis Jaspersestraat. Het college heeft het plan, voor zover hier van belang, goedgekeurd. [appellant] woont in de directe omgeving van het voorziene woon-zorgcomplex.
2.2. Het college en de raad hebben aangevoerd dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover hij in zijn beroepschrift betoogt dat de afstand tussen het voorziene woon-zorgcomplex en het naastgelegen agrarisch bedrijf te klein is, omdat hij dit niet eerder heeft aangevoerd. Hiertoe overweegt de Afdeling het volgende.
[appellant] heeft zienswijzen en bedenkingen ingebracht ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" en de aanduidingen 'woonzorgcomplex (wz)' en 'zonder gebouwen (z)' dat betrekking heeft op gronden aan de Cornelis Jaspersestraat te Meliskerke. Het beroep van [appellant] heeft geheel betrekking op dit plandeel. Nadere argumenten ter onderbouwing van wat in de zienswijzen en bedenkingen naar voren is gebracht inzake de bestreden plandelen, voorschriften of aanduidingen kunnen in iedere fase van de procedure naar voren worden gebracht. In de fase van beroep bij de Afdeling kunnen derhalve argumenten worden aangevoerd die nieuw zijn ten opzichte van die in de zienswijze- en bedenkingenfase, tenzij een goede procesorde met zich brengt dat deze buiten beschouwing moeten worden gelaten. Voor dit laatste ziet de Afdeling in dit concrete geval geen aanleiding. Het beroep is dan ook geheel ontvankelijk.
2.3. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.4. [appellant] stelt zich op het standpunt dat het college het plandeel dat betrekking heeft op het voorziene woon-zorgcomplex ten onrechte heeft goedgekeurd. Hij voert hiertoe aan dat het gebied waarin Meliskerke ligt in de Nota Ruimte is aangewezen als nationaal landschap. Dat wil zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap niet worden aangetast. Aangezien hier sprake is van een kreekrug die in bijna authentieke staat verkeert, wordt het landschap naar de mening van [appellant] op onaanvaardbare wijze aangetast. Hij betwist de stelling van de raad en het college dat de kreekrug niet zichtbaar in het landschap aanwezig is. Voorts brengt [appellant] naar voren dat, gelet op de landschappelijke waarden, betere locaties beschikbaar zijn waarbij ook voldoende ruimte is om het woon-zorgcomplex te realiseren. Tevens is het woon-zorgcomplex voorzien op een te korte afstand van het nabijgelegen agrarisch bedrijf, aldus [appellant].
2.5. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorziene woon-zorgcomplex niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (hierna: het Omgevingsplan) dient de woonfunctie van de kleine kernen behouden en versterkt te worden. Volgens het college draagt het plan hieraan bij. De kreekrugrestanten zijn ter plaatse niet meer herkenbaar in het landschap. Bovendien wordt van oorsprong juist op de kreekruggen gebouwd. De tussengelegen open poelgebieden blijven onaangetast. Voorts stelt het college dat het voorziene woon-zorgcomplex binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied valt en dat hiermee een afronding van de kern wordt bereikt. Met betrekking tot de afstand tot het naastgelegen agrarische bedrijf is een specifieke afwijkingsprocedure van het Omgevingsplan gevoerd, omdat is aangetoond dat een afstand van 30 meter niet leidt tot noemenswaardige hinder voor het woon-zorgcomplex.
2.6. Het plan voorziet voor de gronden aan de Cornelis Jaspersestraat waarop het woon-zorgcomplex is gepland in de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)". De gedeelten van het plandeel waarop bouwvlakken zijn voorzien, hebben de aanduiding 'woonzorgcomplex (wz)'. Het overige gedeelte van het plandeel heeft de aanduiding 'zonder gebouwen (z)'.
2.7. In paragraaf 3.4.3 van de Nota Ruimte (deel 4: tekst na parlementaire instemming) is vermeld dat landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen behouden moeten blijven. Binnen nationale landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De nationale landschappen moeten zich sociaaleconomisch voldoende kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt. Voorts is in deze paragraaf vermeld dat provincies in hun streekplannen de per nationaal landschap genoemde kernkwaliteiten uitwerken. Deze zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling.
2.7.1. In het Omgevingsplan is op pagina 95 vermeld dat de in het landschap herkenbare kreekruggen en open poelgebieden de kernkwaliteiten zijn van het nationaal landschap Walcheren. Op pagina 81 staat als karakteristiek van dit landschaptype het herkenbaar grootschalig patroon van besloten kreekruggen en open poelgebieden met veelal geen tot weinig bebouwing en opgaande beplanting. Voorts is vermeld dat in dit landschapstype nieuwe ontwikkelingen kunnen worden ingepast in overeenstemming met het grootschalige landschappelijke patroon. Dit betekent verdichting op de kreekruggen en behoud van openheid in de poelgebieden.
Voorts is op pagina 202 vermeld dat voor iedere kern een grens van het bestaand bebouwd gebied zal worden vastgesteld. Alle woningbouwplannen binnen die grens worden als herstructurering of inbreiding aangemerkt.
2.7.2. Op pagina 33 van de plantoelichting is vermeld dat de kreekruggen door de hogere ligging van oorsprong bij uitstek geschikt waren voor bebouwing en dat daarop in het verleden de dorpen, boerderijen en wegen zijn gebouwd. De realisatie van het woon-zorgcomplex betekent weliswaar een uitbreiding van het bebouwde oppervlak van de kern Meliskerke, maar door de situering van de locatie, direct aansluitend aan en als logische voortzetting van het dorp, is van een aantasting van de kernkwaliteiten geen sprake. De grens van het bestaand bebouwd gebied wordt niet overschreden. De open poelgebieden blijven onaangetast.
2.7.3. Ter zitting is vast komen te staan dat de beoogde locatie voor het woon-zorgcomplex binnen de door het college aangegeven grenzen van het bestaand bebouwd gebied ligt. Voorts staat vast dat de locatie zich bevindt op een kreekrug. Daargelaten dat deze kreekrug ter plaatse zichtbaar is in het landschap, zoals ter zitting is gebleken, overweegt de Afdeling dat het woon-zorgcomplex niet in strijd is met de Nota Ruimte en het Omgevingsplan, omdat volgens dit beleid verdichting op de kreekruggen toelaatbaar is en de nationale landschappen zich sociaaleconomisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen.
Gelet hierop en op het feit dat het woon-zorgcomplex aansluitend aan de bestaande bebouwing is voorzien, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voorziene woon-zorgcomplex de kernkwaliteiten van het nationaal landschap niet aantast.
2.8. Het woon-zorgcomplex is voorzien op een afstand van ongeveer 30 meter van een agrarisch bedrijf.
Op pagina 125 van het Omgevingsplan is onder de kop 'Bufferzone' vermeld dat in principe tussen agrarische bedrijven en woongebieden een afstand van minimaal 100 meter dient te worden aangehouden. Een kleinere afstand (50 meter) kan gehanteerd worden, indien daardoor geen noemenswaardige hinder bij de gevoelige bestemmingen optreedt en dit niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betrokken landbouwbedrijven.
Op pagina 222 van het Omgevingsplan is vermeld welke beleidsuitspraken als wezenlijke uitspraken worden aangemerkt. Voor afwijking van deze uitspraken is een planherziening nodig. Op pagina 223 is vermeld dat de overige planelementen niet de status van wezenlijke beleidsuitspraak hebben, maar evengoed richtinggevende uitspraken zijn. Indien zich een initiatief voordoet dat niet binnen het beleid past maar dat toch wenselijk wordt geacht, zal het college een voornemen tot afwijking voorleggen aan de Provinciale Commissie voor het Omgevingsbeleid en Provinciale Staten hierover informeren.
2.8.1. De Afdeling stelt vast dat de beleidsuitspraak over de bufferzone geen deel uitmaakt van de wezenlijke beleidsuitspraken. Voorts is er een voornemen tot afwijking van het Omgevingsplan ten behoeve van de vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO voor het woon-zorgcomplex aan de Provinciale Commissie voor het Omgevingsbeleid gezonden. Het college acht in dit geval een afwijking van het bufferzonebeleid dus aanvaardbaar. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op de volgende feiten. Het naastgelegen agrarisch bedrijf is een kleinschalig akkerbouwbedrijf, waar geen dieren worden gehouden. Vanwege de ligging van het bedrijf, de beperkte uitbreidingsmogelijkheden en de grote afstand van de ontsluiting van het bedrijf tot het voorziene woon-zorgcomplex, is geen geluid- en geurhinder te verwachten. Tevens wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering beperkt door het woon-zorgcomplex, omdat reeds op een kortere afstand geurgevoelige bebouwing aanwezig is.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een afstand van 30 meter tussen het woon-zorgcomplex en het agrarische bedrijf aanvaardbaar is.
2.9. Over de stelling van [appellant] dat voor de vestiging van het woon-zorgcomplex geschikte alternatieven in de kern aanwezig zijn, overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.10. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op dit punt niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Heijden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008
234-545.