200801607/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 januari 2008 in zaak nr. 06/2514 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
Bij besluit van 28 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) het natuurgebiedsplan Overijssel vastgesteld.
Bij uitspraak van 22 januari 2008, verzonden op 28 januari 2008, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 april 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door W. Wolbers, ambtenaar in dienst van de Provincie Overijssel, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 20 december 1999 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, onder meer gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: de SN 2000) vastgesteld.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef, van de SN 2000, voor zover thans van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling natuurgebieden begrensd met de vaststelling van natuurgebiedsplannen.
2.2. De SN 2000 bevat subsidiemogelijkheden die voornamelijk de rol van particulieren bij natuurbeheer versterken. In het bijzonder gaat het om de mogelijkheden voor beheer en omvorming van terreinen, in het bezit bij particuliere grondeigenaars, waar thans vooral werving door particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties voorop staat. In het natuurgebiedsplan Overijssel en op de daarbij behorende kaarten heeft het college natuurgebieden in Overijssel begrensd. Door de begrenzing van deze gebieden wordt het op basis van vrijwilligheid mogelijk subsidie te verkrijgen op basis van de SN 2000.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het natuurgebiedsplan, voor zover thans van belang, is gebaseerd op de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel (hierna: de PSN). De PSN is immers eerst op 15 november 2006 in werking getreden, derhalve na vaststelling van het natuurgebiedsplan. Bovendien blijven ingevolge artikel 81 van de PSN plannen die zijn vastgesteld in het kader van de SN 2000 van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een plan als bedoeld in de PSN. Daarvan was ten tijde hier van belang geen sprake. Aangezien deze subsidieregeling, voor zover thans van belang, nagenoeg identieke bepalingen bevat als de SN 2000, ziet de Afdeling in het vorenstaande geen grond voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vaststelling van het natuurgebiedsplan in planologisch opzicht geen directe gevolgen heeft voor de in daarin gelegen landbouwgronden met opstallen, omdat door die vaststelling de bestemming, noch het gebruik van die gronden wordt gewijzigd. Zij voeren in dit verband aan dat met de aanwijzing van natuurgebieden, waarvoor op grond van de SN 2000 subsidie kan worden verkregen, vorm wordt gegeven aan beleid dat er op is gericht natuurontwikkeling in de nabijheid van hun percelen te stimuleren. Dit beleid zal als richtsnoer dienen bij toekomstige ruimtelijke besluiten, met als gevolg dat hun bedrijfsvoering ondergeschikt wordt aan de ontwikkeling van nieuwe natuur. Het mogelijk ontstaan van nieuwe natuur en het dientengevolge voorkomen van nieuwe vegetaties en soorten in de nabijheid van hun bedrijven brengt mee dat strengere milieueisen gaan gelden voor hun bedrijven, zodat zij in hun bedrijfsvoering worden belemmerd, aldus [appellanten].
2.5. De vaststelling van een natuurgebiedsplan heeft volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling - onder andere de uitspraak van 9 april 2008 in zaak nr.
200705636/1- in planologisch opzicht geen directe gevolgen voor de in het gebied, waarop het plan ziet, gelegen gronden, omdat door die vaststelling de bestemming van die gronden noch het gebruik daarvan wordt gewijzigd. Het plan geeft de omtrek weer van het gebied waarvoor op grond van de SN 2000 subsidie kan worden gevraagd ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen in dat gebied. Het bestaande gebruik kan worden voortgezet. De vaststelling van het natuurgebiedsplan Overijssel heeft op zichzelf dan ook geen concrete gevolgen voor de bedrijfsvoering van [appellanten]. Eventuele belemmeringen die zij vrezen voor hun bedrijfsvoering vloeien daaruit niet rechtstreeks voort. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat over de mate waarin eigenaren van omliggende percelen gebruik zullen maken van de subsidieregeling, tezamen met de kans dat als gevolg daarvan op die percelen vegetaties ontstaan en soorten gaan voorkomen die van betekenis zijn in verband met de IPPC-richtlijn, op voorhand geen zekerheid bestaat en dat, zoals ter zitting door het college is gesteld, voor de daadwerkelijke wijziging van de agrarische functie naar natuurgebied de herziening van ter plaatse geldende bestemmingsplannen nodig is, waarbij in dat geval aan [appellanten] rechtsmiddelen ter beschikking staan om daartegen desgewenst op te komen. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot de begrenzing van de gebieden zoals opgenomen in het natuurgebiedsplan Overijssel. Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008