200801873/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 29 januari 2008 in zaak nrs. 07/3075 en 07/3076 in het geding tussen:
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Bij brief van 22 december 2006 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (hierna: het college) aan [appellant] meegedeeld dat de vletsloot tussen de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Mastwijkerdijk te Montfoort (hierna: de vletsloot) door middel van een grondlichaam zal worden afgesloten van de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel.
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2008, verzonden op 6 februari 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 13 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2008, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door R.S.P. Plaizier, ambtenaar in dienst van het hoogheemraadschap, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. Ambtshalve wordt als volgt overwogen. De in de brief van 22 december 2006 vervatte mededeling dat het college definitief heeft gekozen voor het aanbrengen van een grondlichaam ter plaatse, is feitelijk van aard. Hierdoor worden geen rechten, plichten, bevoegdheid of status gecreëerd of tenietgedaan. Nu die mededeling niet op rechtsgevolg is gericht, kan die niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het college heeft [appellant] derhalve ten onrechte ontvangen in zijn hiertegen gemaakte bezwaar. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
2.3. Gezien het vorenoverwogene is het hoger beroep van [appellant] gegrond en dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd, voor zover daarbij het door [appellant] tegen het besluit van 2 oktober 2007 ingestelde beroep ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling tevens dat beroep gegrond verklaren. Het besluit van 2 oktober 2007 komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 29 januari 2008 in zaak
III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 2 oktober 2007, kenmerk 176984;
V. verklaart het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 2 oktober 2007;
VII. gelast dat het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008