ECLI:NL:RVS:2008:BG5327

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806771/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan en verzoek om voorlopige voorziening door Recreatiepark De Witte Hoeve B.V.

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark De Witte Hoeve B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, dat op 22 juli 2008 goedkeuring verleende aan het bestemmingsplan '1e wijziging bestemmingsplan Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996', vastgesteld door de raad van de gemeente Drechterland op 13 december 2007. De besloten vennootschap verzocht de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan zou leiden tot permanente bewoning van recreatiewoningen, wat in strijd zou zijn met de recreatieve bestemming van het gebied.

De voorzitter heeft het verzoek op 7 november 2008 behandeld. De besloten vennootschap werd vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. F.W.J. van der Steen. Ook de raad van de gemeente Drechterland was aanwezig, vertegenwoordigd door ambtenaren H. Medema en B. Blesing. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het in werking treden van het bestemmingsplan geen directe gevolgen had voor de positie van de besloten vennootschap. De voorzitter merkte op dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de goedkeuring van het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Het verzoek van de besloten vennootschap werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 november 2008.

Uitspraak

200806771/2.
Datum uitspraak: 20 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark De Witte Hoeve B.V., gevestigd te Schellinkhout, gemeente Drechterland,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Drechterland (hierna: de raad) bij besluit van 13 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "1e wijziging bestemmingsplan Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark De Witte Hoeve B.V. (hierna: de besloten vennootschap) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2008, heeft de besloten vennootschap de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2008, waar de besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door
mr. F.W.J. van der Steen, advocaat te Hilversum, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door H. Medema en B. Blesing, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", dat betrekking heeft op de bestemming "Recreatieve doeleinden", wordt tot een verboden gebruik, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
b. …
2.3. Ingevolge het plan wordt artikel 5, derde lid, onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", aangevuld met punt 7:
"7. Bij elke recreatiewoning is een vrijstaand bijgebouw toegestaan. De maximale oppervlakte mag 10 m2 zijn, de goothoogte mag niet meer dan 3 meter zijn en de nokhoogte mag niet meer dan 4,5 meter zijn. De berging moet minstens 3 meter achter de doorgetrokken voorgevellijn van de woning staan."
Ingevolge het plan wordt artikel 5, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", gewijzigd in:
"4. Gebruiksregels.
a. ….
b. Het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning is geen strijdig gebruik."
2.4. De besloten vennootschap, beheerder van het Recreatiepark De Witte Hoeve, beoogt blijkens haar verzoek om voorlopige voorziening schorsing van het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voornoemde gebruiksregel, die het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning mogelijk maakt. Zij betoogt dat de mogelijkheid van permanente bewoning het onmogelijk maakt dat er recreatief wordt gewoond en dat daarmee de geldende recreatieve bestemming onomkeerbaar wordt gewijzigd.
2.5. Tegen gebruik (zonder bouw- of aanlegvergunningen) van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning, kan, indien het besluit tot goedkeuring van het plan vernietigd wordt, handhavend worden opgetreden als het niet in overeenstemming is met het planologische regime dat na vernietiging geldt. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een juridisch onomkeerbare situatie.
2.6. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat het in werking treden van genoemd plandeel geen directe gevolgen heeft voor de positie van de besloten vennootschap en zij daarom geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening voor wat betreft dit plandeel.
2.7. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening zich tevens uitstrekt over de aanvulling van artikel 5, derde lid, onder b, met punt 7, op grond waarvan bij elke recreatiewoning een vrijstaand bijgebouw is toegestaan met de in dat artikelonderdeel vermelde maten, overweegt de voorzitter dat in hetgeen de besloten vennootschap naar voren heeft gebracht geen aanleiding is te vinden voor het oordeel dat op voorhand valt aan te nemen dat de goedkeuring van dit plandeel in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.8. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van de besloten vennootschap te worden afgewezen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
224