ECLI:NL:RVS:2008:BG5070
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- P.B.M.J. van der Beek Gillessen
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en redelijk vermoeden van illegaal verblijf na anonieme melding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en de opheffing van de maatregel van vreemdelingenbewaring met onmiddellijke ingang beval. De vreemdeling was op 23 september 2008 in vreemdelingenbewaring gesteld op basis van een anonieme melding die op 30 juni 2008 was ontvangen. De melding betrof een persoon van Egyptische nationaliteit die illegaal zou verblijven op een adres in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond, omdat de tip niet voldoende actueel was en er geen ondersteunend onderzoek was verricht.
De Raad van State oordeelt echter anders. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2008 blijkt dat er wel degelijk een redelijk vermoeden van illegaal verblijf was, ondanks het tijdsverloop van tweeënhalve maand tussen de ontvangst van de tip en het onderzoek. De staatssecretaris betoogde terecht dat de anonieme melding voldoende was om de vreemdeling staande te houden op basis van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak benadrukt het belang van anonieme meldingen in het vreemdelingenrecht en de beoordeling van de actualiteit van dergelijke meldingen in relatie tot de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring.