ECLI:NL:RVS:2008:BG4977

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707083/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • R. van der Spoel
  • P.B.J.M. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielrelaas en ambtshalve beoordeling door de rechtbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, waarin de rechtbank de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris betoogde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geschil was getreden door te stellen dat hij wisselende standpunten had ingenomen over de feiten en het toetsingskader bij de beoordeling van het asielrelaas van de vreemdeling. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank geen aanknopingspunten had om deze overwegingen te maken, aangezien de vreemdeling dit niet als geschilpunt had aangevoerd in de eerdere procedure. De Raad van State concludeerde dat de rechtbank inderdaad buiten de grenzen van het geschil was getreden en dat de grief van de staatssecretaris slaagde. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 322,00, met de opdracht aan de rechtbank om te beslissen over de vergoeding van deze kosten.

Uitspraak

200707083/1.
Datum uitspraak: 10 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/5714 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 13 september 2007 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De staatssecretaris klaagt onder meer dat de rechtbank buiten de door artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht getrokken grenzen van het aan haar voorgelegde geschil is getreden door te overwegen dat hij wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van het relaas van de vreemdeling en het haar niet duidelijk is wat hij geloofwaardig acht en welke waardering daaraan wordt gegeven. Volgens de staatssecretaris heeft de vreemdeling dit in beroep noch ter zitting als geschilpunt aangevoerd en is evenmin sprake van een aspect van openbare orde.
2.1.1. De stukken, waaronder het beroepschrift en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vreemdeling in eerste aanleg heeft betoogd dat de staatssecretaris wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van diens asielrelaas. Nu geen grond bestond dit ambtshalve te beoordelen, is de rechtbank buiten de grenzen van het geschil getreden door te overwegen, zoals zij heeft gedaan. Reeds hierom slaagt de grief.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 13 september 2007 in zaak nr. 07/5714;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. P.B.J.M. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2008
284-473.
Verzonden: 10 november 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak