ECLI:NL:RVS:2008:BG4694

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801149/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor chalet, prieel en schuur door college van burgemeester en wethouders van Leersum

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Leersum op 26 oktober 2005 een bouwvergunning geweigerd aan [appellant] voor het bouwen van een chalet, prieel en schuur op een perceel in [plaats]. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] op 14 augustus 2006 ongegrond. De rechtbank Utrecht heeft op 11 januari 2008 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 19 november 2008 werd behandeld.

Tijdens de zitting op 21 oktober 2008 heeft [appellant], bijgestaan door zijn advocaat mr. E.M. van Zelm, zijn standpunt toegelicht. [appellant] betoogde dat de rechtbank had miskend dat het college ten onrechte de bouwvergunning had geweigerd. Hij stelde dat een eerdere brief van het college van 18 april 2005 hem het gerechtvaardigde vertrouwen had gegeven dat het college bereid was om vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de bouwvergunning in redelijkheid mocht weigeren. De Raad concludeerde dat uit de brief van 18 april 2005 niet kon worden afgeleid dat het college had toegezegd mee te werken aan het bouwplan. Bovendien was het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan dat op dat moment in procedure was en op 6 april 2007 in werking trad. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200801149/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 2007/79 van de rechtbank Utrecht van 11 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leersum (thans: Utrechtse Heuvelrug) (hierna: het college) geweigerd om aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een chalet, een prieel en een schuur (hierna: de bouwwerken) op een perceel bij de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 augustus 2006 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 januari 2008, verzonden op 17 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.M. van Zelm, advocaat te De Bilt, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning ten onrechte heeft geweigerd. [appellant] voert daartoe aan dat de brief van het college van 18 april 2005 het gerechtvaardigde vertrouwen bij [appellant] heeft gewekt dat het college wilde meewerken aan het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.1.1. In de brief van 18 april 2005, is, voor zover van belang, vermeld dat alle aanwezige bouwwerken te legaliseren zijn door middel van het verlenen van een bouwvergunning achteraf. Uit deze passage kan slechts worden afgeleid dat het college zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat het bouwplan in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Hieruit is niet af te leiden dat het college heeft toegezegd dat het zou meewerken aan het bouwplan indien een vrijstelling noodzakelijk zou zijn. Ten aanzien van de mogelijkheid om vrijstelling voor het bouwplan te verlenen, heeft de rechtbank op goede gronden geoordeeld dat het college zich in zijn besluit op bezwaar terecht op het standpunt heeft gesteld dat het vrijstelling in redelijkheid mocht weigeren nu het bouwplan eveneens in strijd is met het ten tijde van het besluit op bezwaar in procedure zijnde en op 6 april 2007 in werking getreden bestemmingsplan "Buitengebied Leersum 2005". Voorts kan uit de uitnodiging een bouwvergunning aan te vragen op zichzelf evenmin worden afgeleid dat een bouwvergunning zou worden verleend. Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
17-560.